Conrad Willems, de verborgen betekenis van de ruimte

Ze bestaan nog steeds, de Fröbel speelgoeddozen. Ze hebben met de jaren andere namen gekregen, zielloos gekopieerde versies die nooit de geur en de tactiliteit van de originele blokjes kunnen evenaren. Net als de jeugdige verwondering die ermee gepaard ging. Conrad Willems, met een glinstering in zijn ogen, wijst erop dat ook de juiste proporties essentieel zijn – een detail dat in moderne kopieën uit de Chinese webwinkels vaak ontbreekt.

Maar waarom is dit zo belangrijk? Dat is de vraag die je automatisch bezighoudt wanneer je hem hoort spreken, en des te meer wanneer je zijn constructies aanschouwt. Is de intussen volwassen kunstenaar bezweken onder een loodzware vorm van nostalgie, neigend naar een vorm van zwaarmoedigheid?

Het antwoord ligt verscholen in Willems’ werk, dat zijn oorsprong vindt in de diepere gedachte achter Friedrich Fröbels creaties. Fröbel, de grondlegger van de kleuterschool -de ‘Kintergarten’, zag zijn speelgoedblokjes niet enkel als een kinderspel, maar als instrumenten om kinderen wiskunde, geometrie, architectuur en kunst te leren ontdekken -STEM avant la lettre-, bedoeld om zowel kennis als schoonheid te onderwijzen – concepten die volgens Fröbel onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Hij inspireerde hiermee behoorlijk wat grote namen uit de wetenschap en de kunsten. In zijn autobiografie vertelt Frank Lloyd Wright bijvoorbeeld hoe de blokjes voorgoed zijn wereldbeeld hebben gevormd. En ook Conrad, De blokjes, wiens artistieke praktijk de speelse eenvoud van deze blokjes transformeert in complexe architecturale statements.

Maar niet meteen. Het nam zijn tijd om te ontwikkelen en te rijpen, nieuwe gedaanten en betekenislagen aan te nemen, waardoor zowel de complexiteit als de intensiteit zienderogen toenam, en nog steeds toeneemt.

De grondstof blijft evenwel dezelfde. De blokjes, waar hij in zijn ouderlijke huis mee speelde en die hij impulsief meenam bij zijn verhuis naar Gent, gebruikte hij voor het eerst in beeldhouwwerkjes die hij aan de jury van de academie voorstelde, waar de leraren hem roemloos buisden wegens ‘te kinderachtig’ en ‘te design.’ Het ontmoedigde hem amper. Hij zou later in Sint-Lukas meer steun krijgen van Philip Van Isacker, die in dezelfde beeldhouwwerken een nog onontgonnen potentieel herkende.

Het begon noodgedwongen klein. Zijn job in een kunsttransportfirma stond hem slechts een ruimte toe om te tekenen, nog lang niet om de monumentale werken te maken die hij nu doet. Het idee, net als het proces, moest sowieso nog rijpen.

Het is moeilijk te achterhalen in welke richting het causaal verband werkt, zelfs of er maar sprake is van een causaal verband: de werken werden groter, net als de ruimte waarin hij de werken schepte. Het doet denken aan de gedachte van de Britse kunstenaar Anthony Gormley, die stelde dat zijn werk niet zozeer een entiteit is die een ruimte inpalmt, als wel iets dat een ruimte creëert. Het beeldhouwwerk lijkt zich te ontvouwen in een andere, parallelle dimensie die in grotendeels in zichzelf ligt vervat, een beetje als een tweedimensionaal blad papier waarin reeds een complex origami ligt besloten.

Zo ontvouwt de oergedachte van de Fröbelblokjes zich ook in talrijke gedaanten in de kunst van Conrad. Niet enkel als tekening, of als beeldhouwwerk, maar evengoed in de decors die hij maakt voor opera’s, of in de performances waarin hij de blokken in bovenmenselijk formaat, en op gevaar van zijn fysieke integriteit, gebruikt.

Dit fysieke aspect in zijn werk, hoewel dit pas laat is ingebed in zijn praktijk, heeft wortels in zijn achtergrond als danser. Het is op het eerste gezicht op zijn minst vreemd om het werk met ruwe, onveranderlijke blokken te vergelijken met de organische beweeglijkheid van het dansen, niettemin bieden ze beide een vormtaal die schippert tussen balans en stevigheid, tussen gratie en gegrondheid. Beide scheppen een nieuwe ruimte, om het met de woorden van Gormley uit te drukken: zowel de blokken als de beweging neemt een plaats in die voordien nog niet bestond.

In zijn performances begeeft Conrad zich op de flinterdunne scheidslijn tussen controle en vrijheid. “Elke beweging is definitief,” vertelt Conrad, en vreemd genoeg wijst deze uitspraak op een vorm van vrijheid die je ook in zijn bouwsels terugvindt.

Het ‘definitieve’ ligt in het werk dat reeds is verricht. Het belet niet dat de toekomst nieuwe bewegingen en constructies mogelijk zijn. Daar ligt juist die vrijheid. Net als elke beweging van de danser enkel op papier of in gedachte bestaat voordat hij is uitgevoerd, bestaan de architecturale composities enkel in de tekeningen en handleidingen voordat ze worden gebouwd. Achteraf kunnen de blokken vrijelijk worden ontmanteld en naar eigen visie of smaak heropgebouwd, zonder dat aan de oorspronkelijke intentie die in de tekeningen werd vastgelegd, wordt geraakt. De intentie zit in het marmer en het beton gebeiteld, in figuurlijke zin voor wat de beweging betreft, in letterlijke zin voor de beeldhouwwerken.

Ik kan de neiging niet onderdrukken om in deze samenhang een beeldspraak te zien voor het menselijke bestaan. Bestaan we op zich niet uit bouwblokjes waar een of ander ontwerp van aan de grondslag ligt, maar waarvan de toekomstige mogelijkheden nog -alvast voor onszelf- onbekend zijn? Kunnen we de bouwblokjes dan ook naar willekeur verleggen en van bestemming veranderen?

In subtiele zin wel.

Conrad vroeg een tijd geleden aan zijn ouders, die gescheiden zijn wanneer hij nog jong was, om onafhankelijk van elkaar een grote tekening te maken. De vader, die lang geleden zelf kunst bedreef maar dit moest opgeven om brood te verdienen voor het gezin, tekende een kleurrijke versie van de dense miniatuursteden waar hij zijn signatuur van maakte. De tekening van de moeder, een filosofe, is in vergelijking zwaarmoediger. De fijne penlijnen vormen een donkere wolk, of vlek, waartussen oneindig veel nerven als aders, vitaal maar zonder bestemming, door het leven stromen. Tussen beide een tekening van Conrad, een doolhof van kleine vormen waar hij zijn typische octogonale contouren met de vrije hand bovenop tekende. De drie tekeningen zijn weliswaar vast, in ruimte en tijd, maar het zijn slechts bouwstenen voor een betekenis die nog alle kanten kan opgaan.

Zo resoneert Willems’ kunst niet enkel met de jeugdige speelsheid van Fröbels blokjes, maar ook met de universele zoektocht naar orde en vrijheid in ons eigen bestaan.

foto’s: ©TheArtCouch/ Frederic De Meyer


Comments

One response to “Conrad Willems, de verborgen betekenis van de ruimte”

  1. Wat is volgens Conrad Willems belangrijk aan de proporties van de Fröbel blokjes?

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *