Kan je objectief naar een kunstwerk kijken en het vanuit volkomen objectiviteit waarderen? Ik vermoed van niet. Waarom word je geraakt door kunst? Toch omdat het je eigen ervaringen, je eigen gemoedstoestand op een bepaalde, misschien vooralsnog ongekende manier belicht? Je kan parameters bedenken om kunst te aanschouwen, dat is wat kunstkenners doen, maar wanneer het je beroert is dit steeds in het licht van een of andere relatie tot jezelf als persoon.
Wanneer je dit als uitgangspunt neemt, kan je pas heel diep gaan in het interpreteren van kunst, en van kunstenaars. Een knap voorbeeld hiervan is het boek De eenzame stad van Olivia Laing. Als Britse raakte ze in New York via een relatie die snel na haar aankomst afknapte. Ze bleef uiteindelijk een aantal jaar in de megapool, zij het in volstrekte, hopeloze eenzaamheid.
Aan de hand van haar persoonlijke ervaring met deze eenzaamheid ‘leest’ ze de werken van kunstenaars als Edward Hopper, Andy Warhol, David Wojnarowicz en Henry Darger. Hopper en Warhol, hoe verschillend ook, leden volgens Laing beide aan een onmogelijkheid om verbaal te communiceren, wat hen in hoge mate sociaal isoleerde. Darger en Wojnarowicz raakten dan weer in een vorm van isolement — zelfs omringd door mensen — die voortkwam uit hun traumatische jeugd.
Wisselwerking
Het onderzoek van Laing is veel grondiger dan deze gebrekkige samenvatting. Ze interpreteert deze kunstenaars in het licht van haar uitgangspunt, maar gaat daarbij diep graven in hun leven en in hun psyche, wat haar bevindingen overtuigender maakt. Meer nog, de schrijfster vermengt haar inzichten met een diepe analyse van haarzelf tijdens de paar jaar dat ze geïsoleerd en eenzaam leefde in de grootstad. Ze verbergt geenszins dat het haar eigen ervaring is die maakt dat ze de kunstenaars op een welbepaalde manier aanvoelt en ‘begrijpt’.
Het leidt tot een bijzonder rijke manier van kijken, een inspirerende wisselwerking tussen objectieve en subjectieve gegevens en gevoelens, die werkelijk nieuwe inzichten verschaft.
De vraag stelt zich of het de kunst is die haar tot introspectie dwingt, of dat haar introspectie zich vertaalt in een bepaalde interpretatie van kunst. Ze lijkt soms beide mogelijkheden in een enkele gedachte te kunnen formuleren. “Wat is dat met Hopper? Af en toe staat er een kunstenaar op die een ervaring weergeeft, zonder zich daar overigens van bewust te zijn of dat met opzet te doen, maar met zoveel kennis van zaken en kracht dat er een niet uit te wissen associatie ontstaat.” (p25)
Het is een wisselwerking die simultaan plaatsvindt, maar duidelijk in twee richtingen. De kunst waarover ze schrijft zet haar aan tot een ondubbelzinnige, taboeloze en — dus — moedige zelfanalyse. Zo schrijft ze in het hoofdstuk over de ‘performance’ We live in public van Josh Harris, over haar eigen internetgedrag:
“Wat wilde ik? Waar was ik naar op zoek? Wat deed ik daar, uur na uur? Tegenstrijdige dingen. Ik wilde weten wat er gaande was. Ik wilde gestimuleerd worden. Ik wilde in contact zijn én mijn privacy, mijn privéruimte, behouden. Ik wilde klikken, non-stop klikken, tot mijn synapsen ontploften, tot de overbodigheid me overspoelde. (…) En bovendien wilde ik mijn aanwezigheid kenbaar maken, mijn interesses en bezwaren opsommen, de wereld laten weten dat ik er nog was, denkend met mijn vingers, ook al was ik de kunst van het spreken bijna verleerd.”
Olivia Laing, De eenzame stad
De bezige bij
350 PP.
ISBN 9789023494584
Leave a Reply