Onderwijs in een VUCA-wereld

Leraren die uit de privésector komen zullen de term zeker al zijn tegengekomen. Anderen wellicht ook. We zouden, volgens businessguru’s althans, leven in een VUCA-wereld. Volatiel, onzeker, complex en ambigu, het zijn de kenmerken van de huidige tijd, al zal elkeen die -bijvoorbeeld- ‘De duizelingwekkende jaren’ van Philippe Blomm heeft gelezen beseffen dat het lang niet het eerste tijdperk is dat zich kan beroepen op deze kenmerken.

In vergelijking met de turbulente businesswereld lijkt het onderwijs soms een langzaam voortkabbelend beekje. Maar schijn bedriegt. Ook in het onderwijs is VUCA de norm, al is dit niet noodzakelijk op dezelfde manier. Een kleine poging:

Volatiel?

Wat blijft er werkelijk over van alle zorgvuldig ontwikkelde lesvoorbereidingen, alle stress van de uren voor de klas en de zorgzame begeleiding die we leerlingen bieden? Mogen we hopen dat de inhoud van wat we onze leerlingen inlepelen zo niet morgen, dan toch ergens in de nabije toekomst als sediment achterblijft in hun loopbaan, of zal dit alles tegen dan al hopeloos voorbijgestreefd zijn? Het volatiele aspect van de maatschappij sijpelt onmiskenbaar ook het leslokaal binnen, onder meer in de vorm van een toenemende instant vergetelheid van de leerlingen. Als schoolsysteem -en als leraar- kan je maar hopen dat wat vroeger als doel gold, namelijk jongeren voorbereiden om in de toekomst makkelijker een eigen pad te bewandelen, nog steeds geldt. Garanties in die zin zijn er nooit geweest, natuurlijk, maar de vraag stelt zich of het curriculum van vandaag de jongeren nog dient in een tijd waar kennis zelf een vluchtig gegeven blijkt te zijn.

Onzeker?

De zekerheden van vandaag zullen morgen niet meer gelden. Het is een open deur intrappen. Een schooljaar bewandelt netjes afgebakende paden, ook al is er ruimte voor -en nood aan- improvisatie. Je zou ervan kunnen uitgaan dat dit een zekere mate van voorspelbaarheid met zich meebrengt, een zekerheid, voor zowel de leraar als de leerlingen. Er is een einddoel in zicht, het meeste moet of mag wijken voor het behalen ervan. Op papier dan toch. Het onderwijs wordt gekenmerkt door een ambitie die zich niet zomaar tot vastomlijnde parameters, laat staan tot fraai geformuleerde leerplandoelen laat reduceren. Deze zijn dan ook even vaak het voorwerp van verschuivingen, aanpassingen of grondige wijzigingen, op het ritme van regeringsakkoorden en de gesprekspartners -of het humeur- van bevoegde ministers en instanties. Het continue sleutelen zou als een manier kunnen worden gezien om de onzekere wereld te spiegelen, maar laat dit dan meteen een uitgesproken ambitie zijn, in plaats van een onderhuids verschijnsel dat de reeds relatieve zekerheid volledig ondermijnt.

Complex?

De toenemende complexiteit in de businesswereld uit zich onder meer in het feit dat er rekening moet gehouden worden met de belangen en gevoeligheden van een exponentieel toenemend aantal ‘stakeholders.’ Misschien is het een natuurlijk fenomeen dat als maatschappelijke entropie kan worden gezien -het aantal manieren waarop een systeem kan geordend worden neemt toe, al lijkt dit vanuit een bepaald standpunt op een neiging naar chaos. Het is alleszins een evolutie die terug te vinden is in het onderwijs, waar allerlei belangen in een chaotisch web van controle, verantwoording en administratieve bewijslasten raken verstrikt, en waar het voor zowel een school als voor een leerkracht een uitdaging wordt om enig patroon te herkennen. Cyclische golven van centralisatie en decentralisatie, die je ook in de ondernemingswereld als een natuurlijk proces ziet verschijnen, komen ook in het onderwijsveld voor, en beide bewegingen worden steevast vergezeld van een groeiend aantal al dan niet conflicterende regels. Wie meende dat een school een eenvoudige schakel vormt tussen leerlingen en de overheid, of een doorgeefluik van ‘human capital’ naar de professionele wereld, heeft het jammer genoeg mis.

Ambigu?

Uit al het voorgaande verschijnt het beeld van de school als polymorf systeem dat continu moet schipperen tussen belangen, verplichtingen en doelstellingen, met misschien als enige houvast de waarden die het voor zichzelf heeft gedefinieerd (lees hiervoor de recente post van Yves Demartelaere). Wie is de uiteindelijke klant van de school? Aan wie is het vanuit moreel standpunt verantwoording verschuldigd? De leerlingen die je moet opleiden om een rol te gaan spelen in de maatschappij, of diezelfde maatschappij waarvan de eisen sowieso gewijzigd zullen zijn voordat het einderesultaat erin wordt geïntegreerd? En wie beslist hier uiteindelijk over? Een autocratische administratie? De ouders van de leerlingen, zo niet de leerlingen zelf? De talrijke belangengroepen en verenigingen die de brug slaan tussen school en maatschappij? Als school verzink je al snel in een schizofrene toestand wil je met alle druk -ook interne- rekening houden. Het vervelende is: een juiste weg bestaat niet echt, of tenminste, ik zou niet weten waar het te vinden.

Wat betekent dit?

Is dit alles nieuw? Ik herinner me een tijd waarin we na de middelbare school misschien niet voldoende kennis, maar alvast een bepaalde methode hadden meegekregen om kennis te verwerven om de volgende stappen te zetten in het hoger onderwijs. We kregen als het ware een handleiding mee waarmee we een toekomst konden bouwen voor onszelf. Het is een systeem dat minder aangepast lijkt voor een VUCA-wereld, waarin aanpassingsvermogen de enige garantie biedt om te kunnen ‘slagen’. Is dit iets dat je kan aanleren? Zoals ik in dit stukje tracht aan te tonen is de werking van een school zelf onderhevig aan de krachten van VUCA, en past het er zich noodgedwongen aan, maar wat met de uiteindelijke belanghebbenden: de leerlingen?

De ‘oude’ werkwijze heeft ongetwijfeld haar waarde bewezen, het is de reden waarom velen er nog aan vastklampen. Anderen zien de noodzaak in van een andere aanpak en leggen ideeën op tafel die grondig aan de fundamenten van de hele bouwdoos sleutelen. Het vreemde is, zo lijkt het me toch, dat niemand gelijk kan hebben in deze discussie. Het is kiezen tussen wat wenselijk is en wat nodig is: houvast en structuur bieden in een wereld die in sé vormloos aan het worden is, het lijkt een wanhoopsdaad, maar het is misschien een noodzakelijke.

Wat ik vanuit het klein ecosysteem van mijn school alleszins zie gebeuren, en misschien vormt het de enige manier om hier mee om te gaan, is een omgeving die zelf als voorbeeld dient voor het leven in een VUCA-wereld. Zich continu aanpassen aan de veranderende omstandigheden, in een chaotisch systeem standvastigheid en richting zoeken, makkelijk is het geenszins. Maar wat we alvast aan jongeren meegeven, meen ik, en wat heel misschien zal blijven hangen, is het onwrikbare geloof in het nut en de waarde van wat we doen.


Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *