xcentriciteit, toeval, een beetje geluk. De opbouw van een grote privéverzameling stoelt af en toe op een combinatie van deze elementen. In TheArtCouch magazine gaan we op zoek naar de visie -en de strategie- van Belgische verzamelaars, maar online trekken we het wat breder en zoeken naar de ervaring van wereldwijd befaamde kunstverzamelaars.
Herbert Lust, what in a name?, is zeker een van hen. Al is zijn verhaal niet echt typisch voor een kunstverzamelaar. Op nagenoeg 100-jarige leeftijd blikt hij terug op zijn leven als collectioneur, waarin toeval, en nieuwsgierigheid, de voornaamste drijvende kracht van vormt.
Deze passie werd hem niet in de schoot geworpen. Hij herinnert zich nog precies wat hem, op reeds volwassen leeftijd, tot de kunst heeft gedreven: de lectuur van John Keats, en diens obsessie met schoonheid (die dan weer vele vormen kan aannemen). Zijn aandacht voor esthetiek, en de diepere betekenis ervan, werd verder aangewakkerd door toevallige ontmoetingen, eerst en vooral met Giacometti, wiens kunst hij maar niets vond -pure decoratie- tot hij zijn atelier bezocht en diepere gesprekken aanving met de kunstenaar. Hetzelfde gebeurde met de prille pop artist Robert Indiana, later met Stella, Rothko, Bellmer. Terug: deze ontmoette hij vrijwel toevallig, soms hielp hij ze vooruit door eenzelfde toeval.
Het leidde hem tot de opbouw van een heel atypische kunstverzameling. Eclectisch, voor sommigen wat bizar, onsamenhangend. Maar niet als je zijn verhaal hoort, en begrijpt dat er slechts één fundamentele drijfveer was bij de uitbouw ervan: nieuwsgierigheid.
Een mooie les, ook voor kleinere verzamelaars…
Leave a Reply