Het begint met maïs. Eerst omdat het mooi is, om het specifieke geluid van de gedroogde korst net voor het maaien, het oogstrelende, van belofte zwangere geel. Het had een ander uitgangspunt kunnen zijn, misschien. Het werd maïs. Gaandeweg groeien de associaties. Hoe de maïskolf gewillig in de grijpende handen ligt, hoe het pellen van de bladen de nieuwsgierigheid naar de vrucht voedt, de hunkering naar het verborgene tot de spits drijft. Ze doet onderzoek. Maïs blijkt vanuit cultureel oogpunt met een variëteit aan symboliek beladen. Naar verluid is de plant uit onkruid ontstaan, maar is na zorgvuldige cultivatie tot de dominante voedingsbron geworden voor de Maya’s. Het ging zelfs deel uitmaken van hun scheppingsverhaal. In de droomsymboliek staat maïs voor overvloed, voorspoed en geluk. Freud zal er wellicht zelf iets van gemaakt hebben, dat heb ik niet opgezocht.
Ze maakt zich gaandeweg de rijke symboliek van maïs meester, eigent het zich toe. Maakt het persoonlijk. Tot het een obsessie wordt: dag en nacht droomt ze ervan, elke gedachte palmt het in. Op het grote gele veld dat oorspronkelijk het hele doek besloeg brengt ze meer persoonlijke symbolen aan. De zachte weide wordt nu overheerst het dode vlees van een opengereten koe, waarvan enkel het hoofd nog enige emotie vertoont, al blijf je in het ongewisse naar welke emotie precies. Erboven een hoogzwangere vrouw die een pijpbeurt geeft aan een man met bokkenpoten -zo lijkt het me. Het rustige, hoopvolle veld wordt plots een strijdtoneel.
De elementen lijken achteloos te zijn toegevoegd. Het drippen, de lege plekken, de sporen van oorspronkelijke potloodtekeningen versterken dit gevoel van snelheid en rusteloosheid, als was de boodschap dringend, en hierdoor de exacte taal niet van belang. Schijn bedriegt. Elke maïskorrel wordt met twijfel vergezeld: laat ik het staan, moet ik het verder uitwerken, van plaats veranderen misschien, een ander geel gebruiken? Het werk waar ze mee bezig is obsedeert haar. Een spel van verhullen en onthullen, de dunne scheidslijn van de anekdotiek bespelen, de gevoeligheid nuanceren met brutale feiten, het is een continu wikken en wegen, af en toe, vreemd genoeg, onderbroken met de schaarse momenten waarop ze in haar atelier aan de slag gaat om de opgehoopte gevoelens en gedachten in een vorm te dwingen.
In deze ultieme fase van het wordingsproces komt de essentie van het werk pas tevoorschijn. Alsof ze de verschillende denklagen nodig had niet om toe te voegen, maar om het beeld juist te strippen van betekenis tot enkel de rauwe boodschap overblijft. Alsof de toevoeging van lagen enkel de schellen beschaving wegschraapt en de mens herleidt tot wat hij ondanks duizenden jaren evolutie uiteindelijk nog steeds blijkt te zijn. Het levert geen al te fraai beeld op van de condition humaine, maar daar is het haar uiteindelijk om te doen.
In het beeld van de maïs schuilt veel van het proces achter de kunst van Annelies, maar evengoed van haar blik op de mens. De gedomesticeerde salonprogressieven, waar ik per slot van rekening toe behoor, staren zich blind aan de stapjes die worden gezet naar een egalitaire, faire wereld, terwijl latent op alle mogelijke niveaus nog de eeuwige strijd woedt van dominantie en onderwerping, die al te vaak uitmondt tot perverse machtsverhoudingen en de laagst denkbare vernederingen. “Alle kunst is politiek,” verklaart Annelies, al hoeft het niet meteen een doel te hebben. Kunst is niet bij machte om de verhoudingen recht te trekken, maar ze kan wel aantonen, duiden. Schokken? Het is een methode, net als de formaten van haar doeken: het lokt reacties uit. Onthullen waar we ons voor schamen, wat we verborgen trachten te houden in de achterkamers van de dark web. Een louterende parler-vrai die bij gebrek aan opstand misschien een kentering kan veroorzaken in het collectieve maatschappelijk bewustzijn.
Het zit diep ingebakken. Als voorbeeld haalt Annelies het verkrachten van vrouwen aan in oorlogsgebied. Het wordt als wapen gebruikt, om terreur te zaaien uiteraard. Maar onderliggend is de techniek nog perverter: het verwekken van kinderen bij de vrouwen van de vijand, waardoor de vijand van binnenuit het gebied verovert, ook al verliest hij de bovengrondse strijd. Gek genoeg hebben mensen hierdoor medelijden met de soldaat bij wiens vrouw het kind werd verwekt, eerder dan voor de vrouw die verkracht werd. De vrouw is nog steeds een instrument voor de aspiraties, hoe nobel of barbaars ook, van de man. Daar schuilt het diepere, latente onrecht, waar we ons vaak niet eens meer van bewust zijn.
Hebben zulke verhalen nog impact? Of wordt onze alertheid voor onrecht en onderdrukking juist bedwelmd door de veelvuldige herhaling? De ontmenselijking, het eigenlijke thema van Annelies werk, is een onmerkbaar traag mechanisme. Beelden die eerst schokken worden bij herhaling banaal, daar schuilt precies het gevaar, en de noodzaak om de rauwheid ervan te blijven benadrukken.
Is er nog hoop, vraag ik haar een beetje beduusd. Ik denk het wat naïef te kunnen vinden in de zwangerschap waarin de onderdrukte vrouw wordt afgebeeld: het dragen van een nieuwe, betere wereld, of tenminste de mogelijkheid ervan. De zwangerschap heeft voor haar een andere betekenis, de verwarring die onlosmakelijk gepaard gaat met het groeien van een ongekend wezen in je eigen lichaam, het vrouwelijk lichaam als recyclagefabriek, gedoemd om de lusten van anderen te ondergaan en het resultaat ervan tot iets nieuws te verwerken. Schuilt hierin niettemin niet een vorm van hoop, hoe vreemd het moge klinken? Misschien kan je iets enkel herkennen door hetzelfde beeld in negatief te zien?
Het vergt moed, vertel ik haar, om door de dikke laag maatschappelijk fatsoen naar de zelfkant van de beschaving te grijpen, de ingewanden ervan onverbloemd naar boven halen en als onverteerbaar voer aan de onwillige kijker serveren. Ze vindt het zelf niet zozeer een blijk van moed. Ze voert geen strijd, produceert geen barricadekunst. Ze duidt uit noodzaak, zo lijkt het, vanuit een meer essentiële drift. In tijden waarin de mensheid terug lijkt te vallen op het cultiveren van de meest primaire driften vormt bewustwording misschien een kiem van een hernieuwde menselijkheid, een toekomst gevuld met ‘voorspoed en geluk,’ waar de maïs uiteindelijk symbool voor staat…
Vreemd genoeg kijkt Annelies ernaar uit om 80 te zijn. “Als ik dan al was het maar één goed werk heb gemaakt zou ik tevreden zijn.” Het is geen valse bescheidenheid, ze is vooral benieuwd naar waar haar thema haar naartoe brengt, hoe ze er op die leeftijd naar zal kijken. Voor het eerst in mijn leven bekruipt me de gedachte dat ik dertig jaar te vroeg ben geboren…
©Frederic De Meyer
Leave a Reply