De bijzondere collectie Andries-Vanlouwe in het Museum Dhondt-Dhaenens

Wie het Museum Dhondt-Dhaenens regelmatig bezoekt, zal de impact van de renovatiewerken nauwelijks opmerken, afgezien van de toevoeging van een nieuwe zaal. Het blijft echter jammer dat de volledige uitbreidingsplannen niet zijn goedgekeurd. De ‘eigen stempel’ die het museum vaak met haar tentoonstellingen op de kunstwereld drukt, biedt kunstliefhebbers steevast een fris en eigenzinnig perspectief op de kunstgeschiedenis. Dit wordt opnieuw bevestigd door de huidige drie solo-exposities in de ‘oude’ zalen, maar daar kom ik later op terug.

Mijn voornaamste reden voor dit bezoek was de presentatie van werken uit de collectie Andries-Vanlouwe, waarvan een deel in bruikleen aan het museum werd gegeven. Deze werken zijn ondergebracht in de nieuwe ruimte, die, in vergelijking met de drie solo’s, een intiemere sfeer biedt aan de twintigtal tentoongestelde werken. De selectie van Rothko, Magritte, Richter en anderen lijkt meer op gevoel dan volgens een strikt gedefinieerd kader samengesteld, hoewel er duidelijk diep over is nagedacht.

De focus ligt vooral op het ‘eloquente’ uit de titel: de werken hoeven geen verhaal te vertellen om, in hun samenhang, toch iets over te brengen. In dit geval onthult de tentoonstelling meer over het oog en de smaak van de verzamelaars dan over de werken zelf, wat minstens even boeiend ontdekkingsmateriaal oplevert. De wand met Mitja Tušek, Gerhard Richter, Dan Van Severen en Koen van den Broek vormt een prachtig voorbeeld van hoe kunstenaars uit verschillende achtergronden en periodes (in dit geval een tijdsspanne van 36 jaar) een verrassend harmonisch geheel kunnen vormen. Een vergelijkbaar gevoel van esthetische samenhang ervaar je bij de combinatie van Alexej von Jawlensky en Hans Hartung, of zelfs de Spilliaert naast Tuymans. Het is moeilijk te zeggen of de werken ook op deze manier in de oorspronkelijke collectie van Andries-Vanlouwe hingen, maar indien wel, getuigt dat zowel van een verfijnde smaak als van durf. Dit gevoel blijft hangen na het doorlopen van de tentoonstelling, behalve bij de Rothko, die op een veel te strak houten paneel in het midden van de ruimte is geplaatst, waardoor het werk alle ademruimte wordt ontnomen.

Een compleet andere ervaring wacht je in de grote zalen, waar het strakke formalisme van drie solo-exposities duidelijk naar voren komt. Blinky Palermo, Luc Tuymans en Robert Grosvenor tonen hier werk dat geen hapklare kunstbeleving biedt. Dat wordt al meteen duidelijk uit de introductietekst, waarin onder meer staat: “Elk van de drie presentaties biedt een eigen kijk op hoe alledaagse gebaren, dingen en beelden poëtische statements worden, waarbij de grens tussen kunst en niet-kunst, kunst en sociale realiteit, populaire cultuur, massacommunicatie, enzovoort, tegelijkertijd vervaagt en versterkt.”

Hoewel de exposities niet volledig conceptueel zijn, heb je zonder verdieping en context moeite om de werken echt te waarderen. De ‘poëtische statements’ waarvan sprake ontgingen me dan ook grotendeels, vermoedelijk omdat er meer rationaliteit dan intuïtie vanuit de werken spreekt. Toch bieden de installaties genoeg stof voor wie zich graag in de denkwijze van een kunstenaar verdiept. Persoonlijk merkte ik dat mijn keuze om eerst de collectie Andries-Vanlouwe te bekijken en daarna de solo’s, de indruk van het geheel wat heeft afgezwakt. Desondanks zullen de beelden uit de collectie me nog lang bijblijven.


Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *