Volgens de moderne fundamentele wetenschappen is elke vorm van observatie, niet enkel vanuit menselijjk perspectief, een moment waarop zich de werkelijkheid kristaliseert. Het onderliggend continuum wordt slechts materie -in de vom van deeltjes of ‘kwanta’- eenmaal het door een ander standpunt wordt waargenomen. Dit geldt niet enkel voor materie, ook het begrip tijd volgt deze logica: elke herinnering, vanuit dit opzicht, is een daad van creatie. Door op elk ogenblik de realiteit vast te leggen schep je zowel het verleden als de toekomst.
Het is pas op menselijk niveau dat de werkelijkheid zich aan ons op een heel specifieke, causale manier openbaart. Maar deze is bijgevolg slechts fragmentarisch, onvolledig. Bij elke bewustwording van de werkelijkheid vervallen alle mogelijkheden die erin vervat lagen; de zogenaamde ‘waarschijnlijkheidsgolf’ waarin een verschijning zich oorspronkelijk uitdrukt implodeert bij elke observatie, al verdwijnt het ook niet helemaal. Het onderliggend potentieel -de golffunctie- blijft intrinsiek deel uitmaken van wat buiten ons bestaat.
We ervaren dus met onze menselijke beleving slechts een klein deeltje van de onderliggende werkelijkheid. Dit zou als een beperking kunnen worden aanzien, maar in se is het een creatieve daad: we boetseren vrij letterlijk ons bestaan in de ‘kwantumsoep’. Leven is een continue scheppingsdaad. Wie beter dan een kunstenaar om deze gedachte in een beeld te vatten?
Ine Lammers reflecteert al geruime tijd over het mysterie van de tijd. Intuïtief voelt ze aan dat de beleefde tijd, de ‘Kairos’ essentiëler is dan de afgemeten, door atoomklokken bepaalde tijd, de ‘Kronos’. Ze refereert gretig naar Ernest Bloch, die in elk moment een eeuwigheid herkende, “het ‘eeuwig moment’ waarin een herinnering voor altijd bewaard blijft, ondanks de vluchtigheid van tijd.” Tijd is niet zomaar relatief, afhankelijk van een perspectief, het omvat op elk ogenblik het hele ‘zijn’.
Maar hoe vat je deze fundamentele gedachten in een beeld? In haar zoektocht kwam Ine tot de vaststelling dat het niet in een enkel beeld is te duiden. Het is de som van verschillende mogelijkheden die, uiteindelijk, een beeld kan schetsen van de dieperliggende gedachte, die een aanvoelen kan verwoorden in een materiële, visuele taal. In deze zin kan haar reeks werken niet anders gezien worden dan als totaalconcept, al houdt elk deel ervan het volledige mysterie in zich vervat.
Er is de Japanse notie van Wabi-sabi, die ze reeds in een eerdere reeks exploreerde. “Wabi-sabi benadrukt dat schoonheid zich juist bevindt in het verstrijken van de tijd,” vertelt Ine. “Door te werken met materialen als verweerde houtsoorten, verroeste metalen of gedroogde bloemen tracht ik dit idee vorm te geven.” Volgens deze notie is het proces van wording en verval een fundamenteel natuurlijke staat. Er is geen wording, geen ‘zijn’ die geen notie van verdwijning inhoudt. Eenmaal tot dit fundamentele besef gekomen kan je niet anders dan ontzag voelen voor de essentiële kracht die erin schuilt, en die zowel scheppend als vernietigend is, als twee zijden van eenzelfde munst.
Het is in vele opzichten een bevrijdende vaststelling, zo merk je aan haar experimenteren met de kunstmatige limieten van het kader. Een stalen constructie zonder inhoud; een verzameling buitenmatige brokstukken zonder essentiële functie, gebroken of onvolledig, Ine toont ons hoe onze beleving van het leven uiteindelijk beperkt wordt door de afgemeten, conventionele manieren van denken. De mogelijkheden van het bewustzijn zijn veel breder en ruimer dan deze: “Het kader wordt niet enkel gezien als grens maar als een verlengstuk van het kunstwerk zelf, de leegte errond nodigt de kijker uit om het werk als deel van een grotere ruimte te beschouwen.”
Daarom speelt ze niet enkel met de notie tijd, maar evengoed met de ruimte. Ze wil een ruimte creëren waar haar werken in alle rust symbolisch kunnen aftakelen. Waar de interventie van de mens op natuurlijke processen de ruimte en de mogelijkheden inperkt, wil ze beide juist combineren in een nieuwe ruimte, breder dan de louter menselijke. De aandacht voor de samenhang tussen nature en nurture, zoals deze concepten zo mooi in het Engels heten, is ook hier, net als bij de kaders die uit hun functie werden ontheven, bevrijdend: er is geen enkelvoudige manier om naar de stroom van de tijd te kijken. Zo’n tegenstellingen zijn slechts het resultaat van menselijke interpretatie, net als ruimte en tijd geen afzonderlijke verschijnselen vormen: ze maken intrinsiek deel uit van eenzelfde geheel.
Deze verschillende interpretatielagen worden mooi weerspiegeld in Ines gebruik van het tapijt, dat in haar nieuwe reeks een rijke symboliek wordt toegemeten. Het tapijt refereert naar oudere, huiselijke taferelen, het verslijten van herinneringen of het ontrafelen van het leven zelf, maar evengoed naar de intrinsieke schoonheid die erin ligt vervat. De harde, onwrikbare realiteit van onze beleving krijgt er in zachte plooien en toevallige kronkels nieuwe wendingen, nieuwe manieren om naar het geheel van de tijd te kijken. Tijd is een plooibaar en rekbaar begrip, een weefsel aan herinneringen en toekomstmogelijkheden die ooit, voor even, een functioneel geheel vormden en enkel van belang zijn voor wie er belang aan hechtte, of nog steeds aan hecht. Zo ook met de roos in giethars bijvoorbeeld, als versteend symbool voor de hoop of de belofte die ze ooit inhield, en feitelijk nooit is verwelkt.
We kunnen niet anders dan vanuit een antropocentrisch standpunt naar zaken als tijd en realiteit kijken, weten we intussen. We kunnen ons wel andere manieren, los van onze eigen beleving voorstellen, maar deze zullen steeds fragmentarisch zijn, slechts een gedeeltelijk inzicht bieden in het groter geheel waar we niettemin deel van uitmaken. Maar in elk stukje zit onlosmakelijk het geheel vervat, net zoals in elk werk uit deze nieuwe reeks van Ine het geheel van haar voortglijdende gedachten, voorbije en komende, ligt vervat.
Dit artikel verscheen eerder in TheArtCouch
Leave a Reply