Een psychotherapeut schildert… de diepe introspectie in de kunst van Morris Nitsun

Kunst als therapie, voor zowel de maker, beoefenaar als de kijker, het kan talrijke vormen aannemen.

De kleurboekjes allerhande die de markt overspoelen hebben hun eigen therapeutische waarde: door geconcentreerd, stap-per-stap vlakken in de kleuren en tot een groter geheel om te vormen leer je meer aandachtig te zijn voor de kleine zaken om je heen, op een natuurlijker, menselijker tempo dan het inferno waar de maatschappij ons vaak toe dwingt te leven. Het leert ook om de relatie te zien tussen de kleine bestanddelen en het groter geheel, beide als zinvol te aanzien en, dit gegeven transponerend naar jezelf, je eigen kleine identiteit als een wezenlijk bestanddeel te zien van een grotere stroom.

Ook musea ontdekken een nieuwe rol voor kunst. In de V.S. hebben enkele zelfs therapeuten in dienst om de collectie te gebruiken als middel voor bezoekers om ‘zichzelf’ te ontdekken, voor het verwerken van trauma’s of het behandelen van depressies. Zowel Freud als Jung wezen al op de functie van kunst als projectiescherm voor dieperliggende, onuitgesproken of onuitspreekbare mentale wonden, die eenmaal ze in een beeld worden gevat deel gaan uitmaken van een externe, gedeelde werkelijkheid, en zo loskomen uit het benauwde carcan van het persoonlijke onderbewuste.

De precieze mechanismes hierachter worden duidelijker wanneer een ervaren psychotherapeut zich ontdubbelt tot kunstenaar, en dit proces eerlijk en nauwgezet weergeeft. De vorig jaar overleden therapeut Morris Nitsun, jarenlang werkzaam in het Engelse nationale gezondheidsdienst NHS en in beperkte kringen wereldberoemd om zijn werk rond groepstherapie (met publicaties als The anti-group en The group as object of desire), schildert al jarenlang brave landschapjes en idyllische taferelen, waar hij in zijn thuisbasis in de omgeving van Londen enkele bescheiden successen mee oogstte in de lokale kunstgalerieën.

Tot zijn werk met de coronapandemie en de opeenvolgende lockdowns een andere wending kreeg. Het begon met een reeks knuffelbeertjes, maar evolueerde naar voor zijn doen meer diepere, duistere thema’s als leegstaande huizen en portretten van beroemde vrouwen -met daartussen een portret van zijn eigen moeder. Hoe deze thema’s in hem opkwamen kon hij niet meteen duiden, hij stond zelf wat verrast van het resultaat.

Kunst als gespreksonderwerp

Nitsun begon zijn nieuwe werk te gebruiken als uitgangspunt voor zijn lezingen en groepssessies, die hij noodgedwongen online hield -met als voordeel dat hij er veel meer kon organiseren dan in normale tijden waar hij zich vaak naar het buitenland moest begeven. Doorheen dit proces, dat hij nauwgezet beschrijft in zijn laatste boek A psychotherapist paints, achterhaalt hij hoe kunst bepaalde verholen emoties kan losweken bij de kijker, maar ook hoe kunst maken op hemzelf een therapeutische werking had.

De groepsdiscussies waar hij zijn kunst als gespreksonderwerp vooropstelde -niet uit ijdelheid, hij legde gewoon het mentale traject uit die hem ertoe leidde deze werken te maken- resulteerde bij veel deelnemers tot het verwoorden van hevige emoties. In zijn onschuldig ogende knuffelbeertjes zagen mensen afhankelijk van hun eigen zielsroerselen een object van liefkozing, van afschuw of van trauma. Ook de reacties op zijn andere reeksen leidden tot soortgelijke projecties, die soms heftige discussies losweekten in de groep (en soms tot apathie, vreemd genoeg wanneer hij dit proces toepaste op een groep collega-therapeuten).

Kunst als introspectie

Zijn getuigenis is echter het meest treffend bij de analyse die hij maakt van welk effect de werken en de groepsgesprekken op hemzelf hadden. Natuurlijk was hij zich bewust van zijn geladen afkomst: als tweede kind van een Joods koppel die voor de nazi’s vluchtte en zich een kleine plek wist te veroveren in het apartheidsregime van Zuid-Afrika droeg hij al van kinds af aan een deel tragiek in zich mee. Zijn ouders waren niet op elkaar afgestemd en hadden het sowieso te druk met de uitbouw van hun kleine zaak om zich om hun nageslacht te bekommeren. Het hielp ook niet dat hij in het streng orthodoxe gezin al snel doorhad dat hij zich aangetrokken voelde tot hetzelfde geslacht. Het bracht hem tot de keuze om psychologie te studeren en op latere leeftijd naar het Verenigd Koninkrijk te verhuizen, tot afgrijzen van zijn ouders.

Dit besefte hij allemaal heel goed. Maar welk effect deze achtergrond precies op hem had, wist hij pas te achterhalen door zelf in therapie te gaan. Hij probeerde er een aantal, maar het is een Jungiaanse analist die hem precies kon duiden waar zijn existentiële ongemak vandaan kwam: “What he understood, and highlighted, was the painful lack of mirroring I had experienced as a child.” Wat zijn ouders hem nooit gaven, en niet konden geven, was “a sensitive recognition and affirmation of a child’s existence”, het erkennen van hun kind als een autonome persoonlijkheid. Nitsun windt er geen doekjes om wanneer hij deze vaststelling gebruikt om het effect na te gaan die de groepsdiscussies op hemzelf hadden: ““(…) this was symbollically the family I missed out as a child: the open, fearless family that recognized the artist in me: the family that, rather than turning away in doubt and bewilderment, turned towards me in recognition and appreciation.” De groep als projectiescherm voor onbewust gehouden verlangens, als specialist terzake kent hij er alle mechanismes van, maar het vergt moed om vast te stellen dat het ook voor de analist zelf kan leiden tot onbedoelde vormen van transfert.

Hoewel dit oorspronkelijk zijn bedoeling niet was, zag hij in de wending die zijn kunst kreeg naar meer duistere, dieperliggende thema’s een teken om zijn hele historiek anders te bekijken. Het unthought known, noemt hij het, het weten dat zich niet tot wetenschap of tot gedachte ontpopt, maar latent aanwezig is. Het onthullen van deze duistere plekken is echter geen doel op zich, maar een bron van creativiteit, een origineel inzicht of, zo interpreteer ik het toch, een vorm van meta-bewustzijn.

Wellicht voelde hij zijn eigen einde naderen, vast staat dat hij alle facetten van zijn eigen leven, zijn persoonswording en zijn karakter op een nuchtere en taboeloze manier onderzocht. Heeft hem dat ‘genezen’ of in jungiaanse termen ‘compleet’ gemaakt, of tot enige verlichtende (zelf)kennis geleid? Niet noodzakelijk, zo concludeert hij nuchter. Het effect is veel subtieler dan dit: “What I discovered through the project was a way of putting aspects of my life together, not just art and psychology, but lost passages of time, rites of passage, faded memories, hidden dreams that were now formed through words and images into a more coherent whole than I had previously known.

Kunst als zingeving. De getuigenis van Nitsun biedt een diepgaand, ontroerend en treffend voorbeeld van hoe dit precies kan werken…


Meer vernemen over dit onderwerp? Lees zeker ons dossier ‘Kunst en Therapie’ in de zomereditie van TheArtCouch magazine!



Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *