Ik kan me nauwelijks een boeiender moment voorstellen dan wanneer een kunstenaar met verbazing terugblikt op wat hij heeft geproduceerd, en tracht de betekenis ervan te achterhalen. Dit overkomt talrijke kunstenaars die in een staat van trance of halfbewust met hun kunst bezig zijn, maar anderen zijn bij hun werkzaamheden juist heel aandachtig met hun praktijk bezig: ze maken plannen en ontwerpen, denken dag en nacht na over hun ontwerp, werken vastberaden aan hun project, overschouwen het geheel regelmatig om details te corrigeren en effecten aan te scherpen; en toch is er in het verloop van het proces iets ongrijpbaars aan het gebeuren, iets dat hen ontsnapt of overstijgt.
Het overkomt Amber vaak nadat ze een reeks heeft afgewerkt, vertelt ze. Deze worden nochtans uitgesponnen in tientallen werken rond een centraal thema, waar ze maandenlang intensief aan werkt. Het zou haar voldoende tijd moeten geven om te reflecteren over waar ze mee bezig is. Of niet?
Het idee om iets met ridders te doen overviel haar in een droom, al kan de ware oorsprong dieper in het onbewuste liggen. Het dient als oorspronkelijk impuls, een eerste aanzet tot een reeks onzekere, onvoorspelbare gedachten die zich mogelijks tot een verhaal zullen ontwikkelen. Ze ontwerpt een harnas uit papier en aluminiumfolie, een mentale constructie uit een mix van voorbeelden uit musea en talrijke naslagwerken die ze in haar onderzoek raadpleegt. Het duurt een tijd voor ze het harnas op haar eigen maat heeft afgewerkt -ze is zoals steeds haar eigen protagonist, “ik ben steeds beschikbaar,” legt ze lachend uit. Steeds op zoek naar contrasten rijpt bij het maken van het harnas het idee om zeepbellen te introduceren als antagonist voor de ridders. In haar hoofd ontpoppen beide zich langzamerhand tot volwaardige personages, met eigen karaktertrekken en vreemde hersenkronkels.
Het oorspronkelijk idee heeft op deze manier al een lange weg afgelegd voordat ze uiteindelijk aan de fotoshoot begint. Ze trekt dagelijks het harnas aan om in het landschap post te vatten, de zeepbellenbus en het fotoaparaat bij de hand, klaar om bij de minste zucht van de wind of wisselende invalshoek van een schaduw de trekker over te halen. Ze houdt de lichtinval op het blinkende harnas in de gaten, hoe het harnas op de zeepbellen weerkaatst of hoe het vervormt doorheen het fijne membraan van de broze sferen. Ze probeert verschillende perspectieven, van opkijkende kikker tot dreigende raaf, speels nog, open voor verrassingen van toevallige windvlagen of wolkformaties. Ze plant niet, volgt geen script: “ik zie op het moment wat goed voelt.”
Uit de honderden foto’s die ze achteraf bekijkt selecteert ze intuïtief de meest verrassende, de meest uitdagende misschien, op technisch vlak, de meest tot de verbeelding sprekende. Ze sprokkelt bestanddelen van het verhaal dat nog nergens als coherent geheel bestaat, maar zich vanuit zichzelf ontrolt als een min of meer logisch patroon; een verhaal dat erin verholen ligt en slechts op een beslissende hulp wacht om zich te manifesteren. Het echte werk begint dan pas.
Hoe kan het resultaat haarzelf dan nog verrassen, na zo’n intens en in de tijd uitgesponnen proces, waar Amber ruimschoots de tijd had om de ingesloten betekenis tot haar volle besef te laten doordringen?
Atelierfoto ©Danielle Bloemen
Leave a Reply