Ongetwijfeld is ongelijkheid een van de meest prangende, en moeilijk te doorgronden problemen waar onze maatschappij mee te kampen heeft. Ongrijpbaar in zekere zin. Het boek van Paul Goossens biedt zeker een verrijkend inzicht in de problematiek, zij het ietwat gebrekkig.
Bij aanvang neemt de auteur een wijde bocht doorheen de geschiedenis van de oudheid tot de slavenhandel waarvan de naweeën zich tot onze hedendaagse tijd uitstrekken -op zich een interessante vaststelling. Dat hij lang bij de V.S. stopt lijkt me een eerlijke zet, gezien deze decennialang als moreel kompas mocht gelden voor de Westerse beschaving. Dat het neoliberalisme een grote schuld draagt in de groeiende ongelijkheid is me geen nieuwe gedachte, al raak ik maar niet verzadigd over dit onderwerp. Zijn lange hoofdstuk over de historiek van de vakbond in de V.S. vind ik persoonlijk een hoogtepunt, waar zijn afsluitende analyse van de toestand in Europa een beetje magertjes tegenover staat.
Het boek bulkt van inzichten en de argumenten zijn zeker voldragen. Hier en daar staat het activisme van Goossens een neutrale analyse een beetje in de weg, maar dat heeft zo zijn charmes.
Mijn voornaamste punt van kritiek betreft het feit dat Goossens weliswaar de kloof tussen arm en rijk diepgaand analyseert, maar daarbij nooit ingaat op wat er gebeurt in de uitersten zelf. Mogelijks ligt een deel van de oorzaak, en wie weet de oplossing, bij de dynamiek in deze groepen, bijvoorbeeld in de meritocratische gedachtengoed van de toplaag, die kundig door Michael Sandel onderuit wordt gehaald. Het had deze omslachtige analyse nog langer gemaakt, maar ook vollediger.
Leave a Reply