Op 4 december gaf ik het openingswoord voor de expo Rêveries bij Verduyn Gallery, met werk van Bilal Bahir, Maarten Ceulemans en James Rielly. Hieronder de herwerkte tekst van deze introductie, voor wie geïnteresseerd is in het thema. De expo loopt nog tot 29 januari. Klik hier voor alle info!
Ik moet iets bekennen. Ik hou van kunstenaars, dat is zeker, maar niet zozeer om wat ze doen of het werk dat ze maken, maar veel meer nog om hoe ze denken en de manier waarop ze naar wat wij, gewone mensen, de ‘realiteit’ noemen, kijken.
In veel opzicht zijn het filosofen, maar in plaats van zich enkel met grote, abstracte ideeën bezig te houden -wat sommigen wel doen-, zijn ze daarbovenop met materie bezig. Ze komen tot een bijzondere alchemie tussen het grenzeloze universum van ideeën en de tastbare wereld van atomen en causale effecten.
Het is een spanning die je ook in henzelf terugvindt, in de persoon van de kunstenaar. Velen vertellen me dat ze tijdens hun werkzaamheden hebben geleerd om ‘los te laten’, dat ze al dan niet moedwillig de ‘controle verliezen’. Het is een indicatie van het feit dat het onderbewuste de bovenhand neemt, al zijn ze met hun handelen noodwendig heel bewust bezig. Het hoeft niet te verbazen dat veel onderzoekers van de menselijke geest een fascinatie hadden of hebben voor kunst. Otto Rank schreef er een heel boek over. De Belgische psychiater Dirk De Wachter heeft al enkele tentoonstellingen gecureerd.
De visie van de kusntenaar vertaalt hij eerst en vooral in beelden. Het is bij manier van spreken hun moedertaal. Niettemin waren sommigen ook heel bedreven met woorden, en drukten ze hun gedachten vaak op een indringende, zij het heel originele manier uit.
Een van de quotes die me steeds bijblijft komt van Vincent Van Gogh : “Ik droom dat ik schilder, en dan schilder ik wat ik droom.”
Het heeft goed weer hoe de wisselwerking tussen het onderbewuste en het bewuste werkt bij een kunstenaar, maar ook wat het belang van dromen is in dit proces. In zekere zin is dit niet zo verrassend.
Doorheen de geschiedenis van de mensheid hebben dromen een heel aparte status gehad. In vele culturen werden ze aanschouwd als een geschenk van de goden of een manier om de toekomst te voorspellen, zo ze al niet als een toegang werden gezien tot een parallelle wereld, evenwaardig als de onze, maar met eigen watmatigheden en logica.
Het is pas met de komst van de psychoanalyse dat we dromen anders zijn beginnen zien. Sigmund Freud en Carl Jung waren het niet over heel veel dingen eens, maar wel over het belang van dromen om inzicht te krijgen in wat er zich afspeelt in het onderbewuste. Freud noemde dromen zelfs het Koninklijke Pad tot het onbewuste.
Vanaf de jaren ’50 kreeg ons begrip van dromen een nieuwe wending, wanneer de wetenschappers Aserinsky en Kleitman in 1953 de fase in de slaap ontdekte die we REM (Rapid Eye Movement) zijn gaan noemen. Uit het nieuwe onderzoek dat daaruit voortkwam zijn we dromen gaan zien als de manier waarop de mens nieuwe ideeën genereert of bepaalde problemen uit het ‘echte’ leven oplost. Met de praktijk van ‘bewust dromen’, ontwikkeld door Stephen LaBerge kunnen we zelfs makkelijker oplossingen vinden voor concrete, rationele problemen.
Geen wonder dus dat dromen een vruchtbare voedingsbodem vormen voor de creatieve praktijk van kunstenaars.
Wanneer Stefanie Verduyn van de gelijkname galerie mij vertelde dat ze een expo organiseert onder de noemer rêveries, was mijn aandacht dan ook onmiddellijk getrokken. In zekere mate kan je elk kunstwerk, zelfs de meest realistische, als een droom op zich zien, maar wanneer de droom het onderwerp vormt van een kunstwerk, wordt het dubbel zo boeiend. Je komt dan heel dicht bij in wat Van Gogh bedoelde met de bovenstaande gedachte.
Wat de drie kunstenaars uit de expo alleszins alleszins aantonen is dat dit uitgangspunt heel verschillende vormen kan aannemen en verschillende mechanismes kent.
De werken van Bilal Bahir mogen dan nog dromerig en poëtisch ogen, maar verhullen nergens de moeilijke omstandigheden waarin hij de eerste 21 levensjaren doorbracht in zijn geboorteland Irak. Zijn kunst kan gezien worden om dit conflict te verwerken, niet het geopolitieke conflict, uiteraard, maar meer het interne, emotionele conflict.
De beelden van Maarten Ceulemans vormen dan weer een nieuwe manier om naar de realiteit te kijken. In zijn surrealistisch werk herkende ik alleszins een aantal mechanismes die Freud ontdekte bij het ontstaan van dromen. Zo had Freud het over het ‘condenseren’: verschillende ideeën die niets met elkaar te maken hebben tot een geheel verwerken; en over ‘verleggen’: onbelangrijke details uitvergroten en de essentie minimaliseren. Het zijn technieken die je zeker in het werk van Maarten terugvindt.
Tenslotte is er de Welshman James Rielly, die in zekere zin in een doorlopende droom leeft: gezien hij deel uitmaakte van de YBA (Young British Artists) beweging, zal zijn naam steeds geassocieerd blijven met jeugdigheid. Zijn werk mag gerust gezien worden als kinderlijk (niet kinderachtig), maar is niettemin behept met een ongemakkelijk gevoel. Zwarte humor, diepe angsten en zelf een vleugje paranoïa vermengen zich met vrolijkheid en zorgeloosheid. Het zijn tegenstrijdige gevoelens die we in ons ‘gewone’ leven niet tegelijk kunnen assimileren, maar wel in dromen, en in een kunstwerk.
Dromen hebben een functie, een betekenis. Net als kunst. Wat we uit deze drie kunstenaars leren is dat zowel dromen als kunst diverse vormen kunnen aannemen. Door ze in een kunstwerk te veruitwendigen maken de kunstenaars zich los van hun dromen. Het is aan ons, de kijker, om ze in ons op te nemen en ze tot de onze te maken.
Bilal Bahir | Maarten Ceulemans | James Reilly (foto’s: Verduyn Gallery)
Leave a Reply