Creativiteit van een kunstenaar, een vorm van innovatie of iets unieks?

In een vorig leven hield ik me onder meer bezig met innovatie binnen ondernemingen. Ik zag me toen genoodzaakt elk boek dat over innovatie verscheen door te nemen -welgeteld 2 grote boekenrekken, ergens boven op zolder gestort intussen. Sindsdien zijn er blijkbaar nog een hele resem bijgekomen. Bedrijfsstrategen en consultants zijn duidelijk nog lang niet uitgesproken over het thema.

Sinds ik enkel nog met kunst bezig ben (niet als kunstenaar maar als waarnemer en liefhebber) ben ik echter een andere kijk gaan hebben op creativiteit en innovatie.

Creativiteit vs. innovatie

Eerst en vooral: er bestaan opvallend veel overeenkomsten tussen innovatie in de bedrijfswereld en de creative praktijk van kunstenaars. Zo ook in de manier om dit op te wekken en te onderhouden. Kruisbestuiving, lateraal denken (anders nadenken over vaststaande begrippen), zich laten inspireren door trends en vernieuwing buiten het eigen werkveld, over gangbare paradigma’s heen leren denken, het zijn activiteiten die je evengoed in de boardroom als in het hoofd van de kunstenaar ziet gebeuren.

Good artists copy, great artists steal“, zei Picasso ooit. Je zou het zo van toepassing zien op de oprichter van Apple, Steve Jobs, die zijn ideeën voor nieuwe producten steevast van andere bedrijven haalde -die weliswaar zijn flair niet hadden om deze producten succesvol op de markt te brengen. Dit laatste, het zogenaamde ‘go-to-market’ model, is overigens niet eigen aan bedrijven. Ook kunstenaars als de Venetiaan Tintoretto had een heel eigen manier bedacht om zijn kunst op de markt te brengen, en zo niet enkel klanten af te snoepen van de ster van het moment (Titiaan), maar gewoonweg ook een nieuwe markt te creëren voor kunst (een heel vroege toepassing van de ‘Blue Ocean strategie‘). Ook Hirst en Koons wisten de ‘marketing-mix’ rond hun kunst grondig te innoveren, zo toont het onderzoek van Jamie Anderson (e.a.) aan in het vermakelijke boek The fine art of success. Het lijkt soms wel of deze (en andere) kunstenaars de lessen uit het meest gewaardeerde innovatieboek ooit hebben getrokken: Business Model Generation van Alexander Osterwalder en Yves Pigneur, waarin ze een handleiding bieden om het hele businessmodel van een onderneming te herdenken.

Innovatie zit echter niet in het DNA van de meeste bedrijven, wel in dat van kunstenaars. Het is dan ook niet verbazend dat er heel wat initiatieven zijn ontstaan om kunstenaars en bedrijven met elkaar in contact te brengen en te doen samenwerken rond innovatietrajecten. Het boek Innoveren met kunstenaars van Julie Vandenbroucke en Piet Verhoeve biedt al een mooie aanzet om de mechanismes hierachter te doorgronden, aangevuld met een aantal interessante voorbeelden.

Maar er moet dus iets zijn aan de creativiteit van kunstenaars die bij anderen, bedrijven of personen, niet gevonden kan worden? Gevoelsmatig lijkt het me een retorische vraag, maar waar ligt het verschil dan precies?

ChatGPT & Artificial Intelligence

Een deel van het antwoord ligt misschien in het hele debat rond Artificial Intelligence en, meer recent, een specifieke toepassing ervan: ChatGPT (heel kort: een programma dat aan de hand van AI en machine learning nagenoeg elke vraag geloofwaardig beantwoordt, waarbij het put uit alle bronnen die op het internet te vinden zijn). ChatGPT is momenteel nog hoofdzakelijk taal-gedreven, maar niets weerhoudt het om in de toekomst ook beelden te gaan produceren, uitgaande van dezelfde kennis. Ik kreeg de laatste tijd heel wat voorbeelden binnen van kunstrecensies die dit programma produceerde, en ik moet toegeven: het voldoet moeiteloos aan de Turing-test, hierin dat het helemaal lijkt of ze door een mens werden geschreven.

Het verschil zit hem duidelijk in dat ene, schijnbaar onschuldige woordje: lijken. Het verschil tussen de output van de mens en de machine is niet meer van elkaar te onderscheiden (behoudens het feit dat de computer minder taalfouten maakt). Niet nauwelijks: maar helemaal niet. Enkele onderzoeken testten dit ook met beeldende kunst, met hetzelfde resultaat (zie How art works van Ellen Winner).

De output mag in algemene termen dan nog hetzelfde zijn, de input is dit niet noodzakelijk. Het verschil ligt hem misschien in de intentie van de creatie. De zanger-muzikant-kunstenaar Nick Cave kreeg het onlangs op zijn heupen van mensen die hem ChatGPT-gegenereerde songteksten stuurden ‘in de stijl van Nick Cave’. Zijn antwoord op zijn blog (The Red Hand Files) raakt aan de essentie van de menselijke creatie: “ChatGPT has no inner being, it has been nowhere, it has endured nothing, it has not had the audacity to reach beyond its limitations, and hence it doesn’t have the capacity for a shared transcendent experience, as it has no limitations from which to transcend.” (lees zeker zijn volledige stuk hierover).

De Franse filosoof Marcus Du Sautoy was al tot dezelfde conclusie gekomen in zijn omvangrijke studie rond de -ontluisterende en ontnuchterende- staat van creatieve mogelijkheden van AI (samengevat in zijn boek De code van de creativiteit): ja, een logaritme kan creatief zijn, zo blijkt uit zijn studie, en kan grotendeels beroep doen op dezelfde mechanismes die de mens hiervoor gebruikt. Maar het grote verschil is dat de computer nooit zal creëren vanuit het besef van zijn eigen eindigheid, zo besluit hij grosso modo zijn analyse. Louis Ferdinand Céline zei het iets kernachtiger nog: “The beginning of genius is being scared shitless.”

Het specifieke aan de creativiteit van een kunstenaar

Zou je een gevoel kunnen programmeren? Een diepgewortelde angst? Een notie van de absurditeit van het bestaan? En de vrijheid die daaruit voortkomt?

Toevallig ben ik me de laatste dagen aan het verdiepen in De existentialisten van Sarah Bakewell, waaruit op zich reeds interessante inzichten kunnen afgeleid worden over het unieke van de menselijke creativiteit. Misschien helpt wat de filosoof Maurice Merleau-Ponty over Cézanne schreef ons wat verder in het beantwoorden van onze centrale vraag: ‘Voor deze schilder is er maar één emotie mogelijk -het gevoel van vreemdheid – en maar één poëzie -die van de voortdurende wedergeboorte van het bestaan.’ (vertaling: Karl van Klaveren)

Kan een machine, of een algoritme, een gevoel van verwondering hebben om wat hij is? Hoe vernuft of verfijnd hij ook is ontworpen, kan hij zichzelf transcenderen -kan hij zichzelf vanuit een ander perspectief in vraag stellen? En, als gevolg hiervan: kan hij net als een kunstenaar iets produceren dat hem als ‘zelf’ (onafhankelijk van de definitie van het ‘zelf’) overstijgt? Valt de creatieve praktijk van een kunstenaar ook maar werkelijk, in essentie, te begrijpen? Volgens C.G. Jung ‘spreekt’ ons onbewuste in een beeldtaal die in niets op de onze lijkt, en is kunst een van de doorgeefluiken van dit onbewuste. Kunst begrijpen (en produceren) ontsnapt volgens Jung dan ook aan de mogelijkheid het werkelijk te begrijpen, al zeker niet in psychologische termen: “Wat de psychologie kan vaststellen over de kunst, zal altijd beperkt blijven tot het psychische proces van de artistieke activiteit en nooit raken aan het diepste wezen van de kunst zelf. Dat is evenmin mogelijk als dat het intellect het wezen van het gevoel zou kunnen uiteenzetten of zelfs bevatten.” (uit: De scheppende mens, vertaling: H. Mooyman) Het is wellicht wat Walter Benjamin bedoelde wanneer hij het over de aura van een kunstwerk had.

Een bijna-besluit…

De lezers die tot hier zijn geraakt en nog steeds een sluitend antwoord verwachten op de bovenstaande vraag zal ik wat moeten teleurstellen. Mocht zo’n antwoord al bestaan zou het overigens al lang gekend zijn, vermoed ik. Tenzij het ergens verborgen ligt in de berg boeken die ik komende maanden nog moet doornemen.

Er is niettemin nog een aspect dat me relevant lijkt, en dat me vooral wordt ingefluisterd door de lectuur van Bernardo Kastrup. Voor alle duidelijkheid: Bernardo heeft weinig met kunst te maken. In een ver verleden was hij computerwetenschapper aan het CERN (de deeltjesversneller) in Genève. Daarna behaalde hij een phd in filosofie, en ontpopte zich sindsdien in een ‘metafysische idealist’. Idealist, in de zin van: de overtuiging dat het de geest is die de realiteit schept, in tegenstelling tot de rationalisten die de wereld als een realiteit zien die buiten de geest bestaat. In die zin zit hij in het goede gezelschap van Immanuel Kant of de neurowetenschapper Antonio Damasio, maar het specifieke van Kastrup is dat hij zijn stellingen staaft aan de hand van inzichten uit de kwantumfysica (die heeft hij uit zijn tijd in het CERN), en een grondige kennis van Oosterse mystieke tradities.

Zijn metafysische visie is mooi samengevat in zijn weliswaar speculatieve essay Meaning in Absurdity. Hierin toont hij aan dat het rationele denken -onze wetenschappelijke manier om de ‘realiteit’ waar te nemen en te doorgronden- met een aantal existentiële limieten te kampen heeft, en zelfs enkele contradicties in zich draagt. Het is dus lang geen ideale manier om naar de werkelijkheid te kijken, en zelfs de definitie van werkelijkheid (wat we onder werkelijkheid verstaan) moet daarom grondig worden herzien. Heel kort samengevat schept hij het beeld van een rationeel wereldbeeld -die de meeste mensen hanteren- als een topje van bredere onderliggende velden die grotendeels overeenkomen met het persoonlijke en het collectieve onderbewuste die Jung voor ogen had, en die volledig losstaan van logica (niet enkel onze, maar van logica zèlf).

Daaronder ziet Kastrup echter nog een breder veld, vrij vertaald een ‘brei van mogelijkheden’, waarin ons rationeel wereldbeeld slechts een van de mogelijke uitingen is van een werkelijkheid die veel meer gedaanten kent. Ook irrationele, tegenstrijdige, van-de-pot-gerukte gedaanten. Niet dat daarin alles mogelijk zou zijn, ook deze brei heeft limieten, maar deze limieten worden niet beperkt door wetmatigheden die we als rationeel denkend wezen menen te herkennen en ontdekken in een realiteit die zich ‘buiten ons’ zou afspelen. De werkelijkheid (al moet hiervoor een andere term worden gevonden) is in essentie ‘bivalent’, volgens Kastrup. Tegenstrijdige mogelijkheden kunnen er tegelijk, evenwaardig en simultaan plaatsvinden.

Misschien ligt daar wel het specifieke aan de creativiteit van de kunstenaar: om rekening te houden met een bivalente werkelijkheid, weliswaar binnen de limieten van een kader of van een ruimte, maar binnen deze grenzen een limietloze wereld te kunnen verkennen. Bedrijven en computers kunnen niet anders dan rationeel te denken: een beslissing is goed of verkeerd, een keuze is juist of fout. Een kunstenaar hoeft hier geen rekening mee te houden, tenminste niet in rationele mate. Hij put meteen in de ‘brei van mogelijkheden’ om er nieuwe mogelijkheden in te ontginnen.

Uiteindelijk ligt daar misschien het grootste verschil, de eigenheid van zijn creatieve proces: zijn creativiteit haalt de kunstenaar uit een existentiële, essentiële vrijheid.


Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *