Lezers die vertrouwd zijn met het werk van de psycholoog C.G. Jung zullen deze anekdote wellicht herkennen. Op een gegeven moment had hij een uiterst moeilijke patiënte in behandeling. Hij was de derde arts die ze consulteerde, en de moeilijkheid lag volgens hem aan “de in cartesiaanse geest opgevoede animus” van de vrouw. In een van de sessies vertelt ze over haar droom, waarin ze een gouden scarabee als geschenk kreeg. Op het moment dat ze haar droom vertelde kwam achter Jung een insect tegen het raam gevlogen -een zeldzame gouden tor die merkwaardig sterk leek op de scarabee uit haar droom. De jonge patiënte raakte danig in de war door dit gebeuren dat ze haar rationele barrière liet vallen en de ware therapie kon worden aangevat.
Dit voorval (en andere) bracht Jung tot de ontwikkeling van het concept synchroniciteit. Heel kort samengevat: de term verwijst naar twee gebeurtenissen die op hetzelfde tijdsvlak plaatshebben (niet noodzakelijk gelijktijdig), zonder enig causaal verband, maar die door de persoon die ze ervaart als zinvol, en dus verhelderend worden ervaren.
Jung zou doorheen zijn leven zelf nog aan dit concept sleutelen, zo blijkt onder meer uit zijn rijke briefwisseling met zijn goede vriend, de kernfysicus Gunter Pauli, met wie hij het regelmatig over synchroniciteit had. Ook na zijn leven is het concept een eigen leven gaan leiden. Sommigen interpreteren het bestaan van kwantumvelden als bouwsteen van de realiteit in het licht van synchroniciteit. Jung zou daar naar alle waarschijnlijkheid geen probleem mee gehad hebben, al zou hij wellicht wijzen op het feit dat in zijn ogen synchroniciteit zich ver buiten de wetenschappelijke verklaring van de realiteit -en dus ook van kwantumvelden- bevindt.
Ingrediënten
Het loont niettemin de moeite om terug te grijpen naar enkele kernbegrippen in het oorspronkelijke beeld dat Jung schetst van synchroniciteit – ze zullen dienen voor mijn speculatieve benadering ervan in het licht van kunst in het laatste hoofdstuk.
Vooreerst is een synchroniciteit in Jungs hoofd niet-causaal: er is geen oorzakelijk verband tussen de gebeurtenis en de mentale staat van een persoon op het ogenblik dat beide voorkomen. Vreemd genoeg is hier in strikte zin ook geen sprake van louter toeval, gezien er een betekenis aan gekoppeld wordt door de persoon die de synchroniciteit ervaart. Er moet dus een relatie zijn tussen beide (de gebeurtenis en het resulterende inzicht), al is deze niet op een neutrale, objectieve manier vast te stellen.
Dit inzicht, hoe eenvoudig het ook lijkt, heeft verregaande implicaties. Ons hele -Westerse- wereldbeeld wordt namelijk gevormd door de waarneming dat er causale verbanden bestaan in de wereld buiten onszelf. Buiten ons om bestaat een externe werkelijkheid die beantwoordt aan bepaalde wetmatigheden, die we op wetenschappelijke wijze kunnen ontrafelen, verklaren en, uiteindelijk, voor onze doeleinden kunnen gebruiken. Zonder causale verbanden zou wetenschap niet mogelijk zijn. Door een wereld voor ogen te houden waar zaken in een betekenisvolle relatie staan met elkaar zonder enig causaal verband, schetst Jung het beeld van een compleet andere realiteit die zich grotendeels aan de menselijke kennis onttrekt.
Hij ziet de basis hiervan in de psyche, dat veel meer inhoudt dan enkel het persoonlijk bewuste en onderbewuste, naar een wereld van collectieve onderbewuste en ‘demonen’ (niet te verwarren met duivels), die zich op -voor ons steeds meer onverklaarbare manier- manifesteren in ons menselijke bewustzijn. Er bestaan volgens Jung -maar hij is lang niet de enige- verklaringen voor bepaalde gebeurtenissen die niet noodzakelijk causaal zijn en niettemin integraal deel uitmaken van de werkelijkheid.
Een tweede belangrijk bestanddeel van synchroniciteit is het gemeenschappelijke ‘tijdsvlak’ waar de gebeurtenis en het mentale proces op plaatsvinden, wat niet hoeft te betekenen dat ze gelijktijdig gebeuren, zoals in het geval van de scarabee. Jung wijdt hier niet zo heel veel verder op uit. Dit is enigszins begrijpelijk: in de tijd dat hij het concept synchroniciteit ontwikkelt was de relativiteitstheorie van Einstein al min of meer ingeburgerd. Een van de conclusies hieruit is dat gebeurtenissen die voor een bepaalde observator gelijktijdig gebeuren voor een andere -die relatief tegenover de eerste aan een verschillende snelheid beweegt- op verschillende tijdstippen plaatsvindt. Verleden en toekomst is dus afhankelijk van het perspectief van de waarnemer; het begrip tijd, gezien als extra dimensie, kan alle richtingen uitslaan.
Dat op een gemeenschappelijk tijdsvlak gebeurtenissen niet noodzakelijk gelijktijdig plaatsvinden, is daarom niet zo verrassend. Het probleem stelt zich dan wel hoe je zo’n tijdsvlak dan precies gaat definiëren zonder dat de notie tijd -die we als mens voortdurend beleven- volledig weg komt te vallen. Jung lost dit uiterst elegant op met het derde ingrediënt van synchroniciteit: betekenis.
In zijn oorspronkelijke idee van synchroniciteit staan de gebeurtenis en de persoonlijke verandering die het teweegbrengt op eenzelfde tijdsvlak wanneer ze door betekenis worden verenigd. ‘Betekenis’ is op het eerste oog heel flou concept, tenzij je je verdiept in het psychologisch kader van Jung, waarin het persoonlijke en collectieve onderbewuste samen met de bredere psyche een dominante rol spelen. Het belangrijkste voor dit betoog is echter dat deze onderlagen zich voortdurend willen manifesteren in het bewuste om, eenmaal dit gebeurt, de persoon tot een geheel ‘zelf’ te maken, in een proces dat hij individuatie noemt. In zijn later werk interpreteert hij dit nog breder, als zou dit proces een betrachting zijn van de universele psyche om tot zelfbewustzijn te komen.
De rijke wereld van het onderbewuste en de psyche heeft echter geen eigen taal (deze laatste is een rationeel, en dus bewust proces), en manifesteert zich in het bewuste aan de hand van dromen of visioenen. En in synchroniciteit.
Synchroniciteit en kunst
Het mechanisme achter synchroniciteit heeft effect op ons menselijke zijn: het kan onze ‘zelf’ verenigen en vervolledigen, door een doorgang te bieden tussen de psyche en het bewustzijn. Zou een kunstwerk niet eenzelfde effect kunnen hebben, en dus aanspraak kunnen maken op de titel synchroniciteit? Laat me dit -heel speculatieve- idee op zuiver Jungiaanse en dus empirische wijze aftoetsen aan enkele persoonlijke belevingen.
Ergens in 2020 trok ik met Sarah De Vos naar een expo in de White House Gallery in Lovenjoel, waar ze tentoonstelde. De coronamaatregelen waren al enkele maanden van kracht, iedereen was de verplichte mondmaskers en de social distancing grondig moe. Mijn bedrijf leed erg aan het klimaat van onzekerheid, en op de koop toe lag mijn zoontje al een maand in het ziekenhuis met een onbepaalde aandoening waar zelfs dokters niet over eens geraakten. Mijn moraal lag op een dieptepunt. In de galerie hing het werk All Tomorrow’s Parties van Sarah, een klein schilderijtje waar het mondmasker de hoofdrol speelt. De titel is cynisch, de vervaagde blik neergeslagen, toch straalt uit het beeld een diepere sterkte, een onverzettelijkheid tegen weerbarstige omstandigheden. Een bepaalde trots ook: een bewijs voor de weerbaarheid van de mens, de wetenschap dat de mens zelfs de zwaarste beproevingen kan doorstaan. Het vreemde is dat ik dit alles gewaarwerd niet bij het zien van het werk, maar pas achteraf wanneer ik de foto’s herbekeek die ik van de expo nam. De persoonlijke betekenis ervan drong zich traag en onbewust in me op, als moest de volle reikwijdte ervan zich eerst in alle uithoeken van mijn ‘zelf’ gaan nestelen voordat het zich aan mijn bewustzijn presenteren. Het beeld zit daardoor stevig verankerd. In moeilijke tijden denk ik er steevast aan terug.
Ik verdiep me nog maar relatief kort in psychologie en neurowetenschappen. Het overkomt me soms: danig gebeten worden door een nieuw interessegebied dat heel mijn aandacht (en mijn boekbudget) erop toegespitst is. Ditmaal trachtte ik het mysterie van het bewustzijn en het zelfbesef zo niet te doorgronden, dan toch enigszins te kunnen kaderen. Na het lezen van Anil Seth, Dan Zahavi, Dick Swaab of Daniel Denett ben ik misschien wel wat wijzer, maar vraag me vooralsnog nog niet om een steekhoudende stelling te formuleren over het functioneren van het brein en diens rol in onze innerlijke levenswereld. Het blijkt een onontwarbaar kluwen. Hoe meer ik erover las, hoe minder ik leek te weten. Maar dan, op atelierbezoek bij Lode Laperre, kwam ik oog in oog met een van de werken die hij net af had: Naos Mandala. Lode had zeker niet de bedoeling een weergave te bieden van de relatie tussen hersenen en de psyche; hij begint nooit met een vooropgezet plan aan een werk, maar laat zijn onderbewuste alle vrijheid om zijn handelingen te sturen. Niettemin bood het resultaat in dat ene werk, op dat ene moment, mij een beeld van de complexiteit, de spirituele rijkdom en de ultieme schoonheid van deze wisselwerking, hoe uitzonderlijk en allesomvattend het is om mens te zijn. Versta me niet verkeerd: het beeld gaf me geen uitleg, ik werd er niet veel wijzer van voor mijn onderzoek, maar het helpt me sindsdien om op een of andere manier grip te krijgen op de vaak tegenstrijdige en complexe inzichten die ik aan het verzamelen ben.
Ik werk zo’n dertig jaar lang in dienst van allerlei ondernemingen. De laatste jaren wringt dit gegeven echter, het besef dat mijn leven -en veel van mijn denken- geconditioneerd is om een al bij al anonieme entiteit, een artificiële constructie te dienen wiens maatschappelijke relevantie weliswaar bestaat, maar slechts onrechtstreeks van belang is voor mensen. Kortom: ik vond geen waarde meer in wat ik aan het doen was, de nood groeide om rechtstreeks noden van andere mensen te lenigen. Ik had deze conclusie al een tijdlang getrokken, maar nog geen concrete actie ondernomen. In deze periode bezocht ik de expo Albast in het Museum M in Leuven, waar onder meer de albasten beelden van Sofie Muller te zien waren. Ik kende enkele afzonderlijke stukken, maar ze zo bijeen te zien raakte me op een andere manier. Het broze materiaal nodigt sowieso uit tot het interpreteren ervan in het licht van de menselijke kwetsbaarheid. Met meerdere naast elkaar leek het me een bloemlezing van mentale kwetsures die we allen dragen. Ik dacht aan de woorden van de humanistische psycholoog Carl Rogers: I’m not perfect, but I’m enough. Het is precies hoe ik mensen wou helpen, besefte ik. Ik kan niet beweren dat het zien van de albasten werken van Sofie mij hebben aangezet tot actie. Het kan best zijn dat deze actie reeds in mij verholen lag, wachtend op een concrete beweging, en hiervoor geen externe gelegenheid nodig had. Niettemin lagen beide op eenzelfde betekenistijdsvlak en zijn ze hierdoor, in Jungiaanse zin, met elkaar verbonden.
Getuigen deze voorbeelden van synchroniciteit? De gebeurtenis (de schepping van de kunstenaar) staat duidelijk los van mij, het bekijken van het resultaat ligt ogenschijnlijk op hetzelfde tijdsvlak als mijn mentale staat, en de combinatie van beide heeft onmiskenbaar een stuk van mijn geblokkeerde psyche tot mijn bewustzijn, mijn ‘ego-zelf’ gebracht. De ingrediënten liggen er, heeft de mayonaise gepakt?
In zijn oorspronkelijke boek lijkt Jung beducht voor een al te losse interpretatie van synchroniciteit. Niet alle toevallige gebeurtenissen wijzen op het bestaan ervan, niet alle betekenisvolle momenten in een mensenleven bestaan eruit. “Ik ben me er voldoende van bewust dan synchroniciteit een hoogst abstracte en niet beschouwelijke grootheid vormt”, schrijft hij bovendien (Lemniscaat, vertaling: H. Hamakers). Het begrip overstijgt dus per definitie het menselijk verstand.
Zouden de veranderingen die ik hierboven beschreef niet ook zijn voorgevallen zonder dat ik deze kunstwerken zag? Zijn ze niets meer dan een visuele herinnering aan een inwendige wende, die ik ook met andere associaties had kunnen bekomen?
Volgens Jung vindt synchroniciteit plaats via archetypes – vormloze en inhoudloze ‘templates’ die zich in de psyche manifesteren en structuur geven (ik kom hier in een volgend artikel op terug). In de voorbeelden hierboven zou je makkelijk de archetypes van, respectievelijk, ‘de held’, ‘het zelf’ en ‘de moeder’ (of ‘de anima’) herkennen. Dat deze archetypen zich via deze specifieke kunstwerken, op deze specifieke ogenblikken aan mij presenteren en een kentering veroorzaken -of juister: samenvallen met een kentering-, zou kunnen wijzen op synchroniciteit. Kunst zou dus in die zin een manier zijn voor archetypes om tot het bewuste door te dringen, en je op weg te helpen in het proces van zelfwording.
Dit alles is speculatie, besef ik wel, zij het een voor mij persoonlijk heel vruchtbare vorm van speculatie, omdat het me anders naar kunst leert kijken en me verder helpt in mijn proces van individuatie. Jung zou het me al was het enkel daarom, zo hoop ik toch, minzaam en goeddunkend vergeven…
Werken op de cover:
Sarah De Vos, All Tomorrow’s parties (2020) courtesy of the artist
Lode Laperre, Naos Mandala (2022) courtesy of the artist
Sophie Muller in Museum M (2022) foto: TheArtCouch
Leave a Reply