Elke kunststroming is per definitie radicaal, in die zin dat het bewust of onbewust een breuk wil vormen voor een of andere strekking uit het verleden. De hedendaagse lichting kunstenaars vormt geen uitzondering op de regel, maar de tijd is hen niet genadig: tegen wat kunnen ze zich nog verzetten, nu elke daad, elke mening, tot een vorm van radicale stelling is vervormd? We vervellen langzamerhand tot een bipolaire samenleving: elke overtuiging wordt tot in het extreme, hysterisch bijna, verdedigd. Niettemin valt er steeds minder te verdedigen, gezien de contouren van elke afzonderlijke identiteit, individueel of gemeenschappelijk, in een brei van mogelijkheden verdwijnt. Het is een vormloze samenleving, waarin elkeen wanhopig tracht zich te definiëren en zijn bestaan te verantwoorden. Toch lijkt elk van ons zich tegen alles te willen, of alleszins te kunnen verzetten. Het zit in onze natuur wellicht.
Hoe geef je je zelf nog vorm als kunstenaar, in zo’n verwarring? Hoe kan je nog radicaal voor of tegen iets zijn en deze ‘wil’, voor zover dit er een is, nog opvallend en uniek genoeg vormgeven om van artistieke betekenis te zijn? Bij gebrek aan afgelijnde stroming is er geen basis om een tegenbeweging in gang te trekken, toch? Of je vervalt in een existentieel dadaïsme. Werd ook al gedaan.
De reactie van de meeste kunstenaars is om gewoon hun ding te doen, wars van alle dogma’s, stromingen of categorieën. Het is een symptoom van de tijden, wat mij persoonlijk betreft lang geen kwade overigens. Het betekent niet dat deze kunstenaars niets te vertellen hebben. Als er iets is om radicaal tegen te zijn in deze tijden, is het misschien juist de radicaliteit van deze tijden.
Het zijn gedachten die me opkwamen bij mijn bezoek aan de expo Reverse(d) Radicalism bij Tatjana Pieters. De titel geeft het al aan: de idee van radicaliteit is niet noodzakelijk richtingloos, al kan het alle richtingen uitslaan. Het hoeft niet te worden uitgesproken of de uiting te zijn van een bewuste bedoeling om een bepaalde houding, een eenduidig standpunt te belichamen. Je merkt dit gek genoeg juist aan de verscheidenheid van kunstenaars die er aan bod komen. Elk op zich zou je slechts bezwaarlijk van een daad van verzet verdenken, samen bieden ze niettemin een coherente visie op onze tijd. Maar radicaal?
In de expo ontpopt zich gaandeweg een uniform beeld, al blijven de bestanddelen zo divers. Charles Degeyter stelt vastgeroeste rituelen -en met deze onze eigen vooringenomenheden- in vraag; Indrikis Gelzis portretteert de mens in een geforceerde omgeving die voorgoed onbegrijpelijk blijft; voor Brendan Lynch zijn we dan eerder loshangende fragmentjes bestaan die onmogelijk tot een coherent geheel te reconstrueren is; de Zwitserse Caroline Schattling Villeval hekelt dan weer vanuit haar eigen ervaring het heilige principe van materniteit, als reflectie op haar persoonlijke ervaring, maar evengoed als uitgerekt symbool zonder vastomlijnd onderwerp. En Olga Fedorova, natuurlijk, die met bizarre visuele mijmeringen alle houvast lijkt te zijn kwijtgeraakt en de kijker gul meesleept in een virtuele, maar vreemd vertrouwde wereld. Ze vertegenwoordigt op zich al wat ik hier bedoel.
Sire, er zijn geen kunststromingen meer. Neen, wellicht niet. Of geen die onder het klassieke begrip van een kunststroming valt. Dat is juist het punt: in tijden waarin non-conformisme de norm is en juist hierdoor makkelijk in hokjes wordt bestopt, bestaat de enige radicale daad om dit te doen waar nog geen categorie voor bestaat. Om steeds aan een label te ontglippen. Dit kan enkel door radicaal te doen wat je wilt doen.
De stagiaire van de galerie, Bridget, fluistert me verlegen dat voor haar de verschillende kunstenaars ons uitnodigen om vanuit ander, misschien buitenmenselijk perspectief te kijken. Ze heeft een punt. Misschien schuilt hier ook een vorm van radicaliteit: zich loswrikken uit ons vermeende monopolie van het bewustzijn en zich een ander, nieuw perspectief toemeten. De gedachte is intrigerend, net als deze expo die er de aanleiding toe bood.
Leave a Reply