Er bestaat een fijne scheidingslijn tussen kunst als representatie van een werkelijkheid, en een kunstwerk als object, een realiteit op zich. Het markeert volgens kunstfilosoof Arthur Danto markeert het de transitie tussen moderne en hedendaagse kunst, en gaat het gepaard met het einde van het grote narratieve verhaal in de kunstgeschiedenis: vanaf dat moment (dat hij precies vastlegt bij het verschijnen van de Brillo Boxes van Andy Warhol) vervallen alle normen van wat kunst kan zijn, en gaat het denken over kunst primeren op het beoefenen ervan. Kunst wordt filosofie.
De teloorgang van de grote narratieve structuur in de kunst wordt niettemin als een gemis ervaren, niet in het minst door kunstenaars zelf. Ze zoeken dan ook in toenemende mate toevlucht tot ambachtelijke technieken (denk aan textielkunst of technieken uit de Renaissance) of kiezen onderwerpen die als geen ander symbool staan voor het grote verhaal van de kunstgeschiedenis.
Als master in de kunsten en curational studies zal Lenny Vervaeke deze scheidingslijn ongetwijfeld kennen. Het verklaart misschien waarom hij zo geboeid geraakt door objecten uit een ver verleden, waar kunst niet los stond van de narratieve betekenis en nog een hoge graad van mysterie ontsloot, ook al werd het toen als ambacht beschouwd. Het sedimentatieproces van de cultuurgeschiedenis laat onmiskenbaar sporen na, die je dan ook instinctief in zijn werk herkent.
Maar ook sporen vervagen en evolueren. In de vazen uit de oudheid vermengt Lenny zonder onderscheid zowel Griekse als Romeinse taferelen. Als grondstof gebruikt hij zwart-wit foto’s van de artefacten uit oude boeken, maar hij verrijkt deze met zijn eigen kleurinterpretaties. In de afdrukken gaat hij kerven, slijpen, branden, als wou hij de diepere betekenis van de beelden gaan losweken en de emoties die er zich in verborgen hielden willen openbaren. Je mag het als een herinterpretatie zien van de geschiedenis: hij eigent zich deze in hoge mate toe, vermengt het mijn zijn eigen voortglijdende gemoedstoestand op het moment van creatie. Het is een continu schipperen tussen geschiedenis en heden, tussen het universele en persoonlijke, het blijvende en het vergankelijke.
Is het uit een heimwee naar een verleden dat hij niet heeft gekend, een vorm van anemoia? Heimwee heeft naar het schijnt een nuttige functie: in verwarrende, onzekere tijden zou het de hersenen -of juister: het kernaffect- helpen om de zekerheid van een gekende, vertrouwde structuur op te roepen. Het dient als geruststelling, als troost. De vazen, maskers of primitieve houtsneden bieden een fundament waarop de chaos van het heden enige richting lijkt te hebben en naar een lang in de tijd uitgerekt doel neigen. “Ik zie een rode lijn,” vertelt hij over zijn zoektocht, die zo uiteindelijk een oefening in zingeving blijkt te zijn.
De (cultuur)geschiedenis is echter geen gelijkmatige, netjes afgebakende stroom. “Perfectie is saai,” stelt hij. De kleine -interessante- geschiedenis, ook de persoonlijke, vindt plaats in de onooglijk kleine onregelmatigheden aan de oevers van de grote stroom, de onvoorspelbare aftakkingen die de kalme meren voeden. In zijn werk herken je ze in de ingrepen die hij aanbrengt, de groeven en brandplekken in het oorspronkelijke beeld, de robuuste kaders waarin hij zijn beelden hult. Daar zit de vrijheid om de geschiedenis te herinterpreteren, om de mythe achter de beelden een nieuwe, hedendaagse relevantie te bieden, om te vormen tot een nieuwe mythe, misschien, een persoonlijke alleszins. Gaandeweg gaat Lenny zijn eigen gevoelswereld vertalen naar de beelden. Door de intensiteit van zijn werkzaamheden gaan de beelden hem in beslag nemen, hem inpalmen, hem toe-eigenen, in plaats van andersom. Urenlang bekijkt hij ze, bespeurt hij zowel de gevoelens die ze hem oproepen en onderzoekt nieuwe manieren om zijn gevoelens erin over te brengen. De projecties uit het verleden worden autobiografieën, niet expliciet, maar hierdoor juist universeel: ze nodigen eerst en vooral de kijker uit tot zelfreflectie, tot het onderzoek naar de sporen die de archetypale beelden hebben achtergelaten in je eigen leven, en deze mee vormgeven.
In vorige reeksen deed Lenny dit nog voorzichtig, met enige schroom. Vazen en houtsneden mogen dan nog verhalen vertellen, op zich beelden ze geen emoties uit. Maar op het moment van mijn bezoek hangt een diptiek aan de muur van twee Mexicaanse maskers. Merkwaardig figuratief voor zijn doen, maar tekenend om hoe hij, naarmate hij meer inzicht verwerft in zijn eigen werk, er ook meer emoties in toelaat.
De maskers op de diptiek laten heel wat ruimte voor interpretatie weliswaar. Afhankelijk van de volgorde waarin je ze plaatst zouden ze evengoed ruziënd van elkaar weg, of verliefd naar elkaar toe kunnen kijken. Rust, gelatenheid, inkeer of tristesse, de twee beelden zitten vol enigmatische, want moeilijk te plaatsen gevoelens. Alles is perspectief, een weerspiegeling van een tijdelijke, persoonlijke emotie. Maar deze reflectie zien verschijnen in eeuwenoude beelden uit een andere cultuur, al zeker in de intens rode gloed met dewelke hij ze heeft begeesterd, heeft iets ontroerends. Het zijn geen beelden naar een andere wereld maar naar onze huidige wereld; de beelden uit het ver verleden zijn uiteindelijk, en voorgoed, verfrissend hedendaags.
©Frederic De Meyer
Leave a Reply