Het is een opmerkelijke vaststelling: het zien van een levend hert in de natuur roept ongetwijfeld veel minder associaties bij ons op dan bijvoorbeeld een wachtende trein in een station. Nochtans hebben we al was het maar biologisch veel meer gemeen met het hert, maar iedereen heeft ooit wel eens met een trein gereisd, waardoor het beeld van de trein een keten herinneringen initieert die dan weer veralgemeend kunnen worden.
Het is maar een voorbeeld van hoe de hedendaagse -Westerse- mens de gevoeligheid voor het levende is verloren, en in een tekort aan wat de Franse kunsthistorica Estelle Zhong Mengual de ‘cultuur van het levende’ noemt.
Het is een relatief recent fenomeen. Zelfs tijdens de bloei van het industriële tijdperk hield een substantieel aantal mensen zich bezig met het herstellen of behouden van de connectie met het levende. Dit waren voornamelijk schilders en natuuronderzoekers, meent Zhong Mengual, en deze nauwgezet bestuderen helpt ons ook vandaag nog om dit aspect van het leven te herontdekken.
Waarom ook natuurwetenschappers behandelen in een kunsthistorisch werk? In een opmerkelijk hoofdstuk behandelt ze de talloze vrouwen die in de laat-negentiende eeuw succes oogstten met observaties van de natuur in hun onmiddellijke omgeving. Ze deden dit in de diepte, en vaak louter op gevoel. Deze natuurwetenschappers bezaten nog de kracht om ‘daadwerkelijk door te dringen in de wereld die ze waarnemen en waarmee ze relaties aangaan.’ Hiermee legt Zhong Mengual de link met de talrijke natuurschilders uit die periode, die zich overigens vaak lieten inspireren door deze schrijfsters.
Het gaat er hem om om door te dringen tot de mysteries van de natuur, en daarvoor moet je hier eerst en vooral ontvankelijk voor zijn. De wetenschap helpt hierin, niet zozeer door een mechanische omschrijving van de natuur, maar wel door de verbanden te zien, en de elementen uit de natuur een naam en plaats te geven. ‘De naam van de bloemen niet kennen sluit ons buiten, niet buiten de kring van geleerden, maar buiten de kring van de planten zelf.’ De natuur bij naam noemen laat ons toe om er een relatie mee aan te knopen.
De kunsthistorica staat heel lang stil bij twee kunstwerken die aantonen hoe deze relatie ook bij de representatie van de natuur kan werken. Een eerste is de Storm in de Rocky Mountains van Albert Bierstadt. Laag na laag pelt Estelle de verschillende betekenissen af van het werk, waarbij je steeds denkt dat ze een conclusie bereikt die ze zelf met verve afbreekt. De interpretatie van het werk gaat van naturalistisch (de detailweergave van elke plant die als een persoon wordt weergegeven), naar symbolisch (de roofvogel die naar het streepje zonlicht vliegt), en zelfs historisch-politiek (de indianenstam die een stukje aan het meer heeft gedomesticeerd).
Ze behandelt nauwgezet hoe de tijd een rol speelt in het schilderij: je zou denken dat deze noodgedwongen een momentopname is (een schilderij kan maar een enkel beeld bieden), maar door het effect dat de Duitse kunsthistoricus Julian Lessing het ‘vruchtbare moment’ noemde juist kan worden uitgerekt. ‘Hoe meer we zien, hoe meer wij er in gedachten aan moeten kunnen toevoegen. En naarmate we er meer bij denken, moeten wij het gevoel hebben dat wij meer te zien krijgen.’ Dit zou reeds een sterke conclusie zijn, maar ze gaat nog verder. In haar ogen is het hele tafereel opgebouwd vanuit het standpunt van de eeuwige berg. Een speculatieve stelling, geeft ze toe, maar het biedt een uitgangspunt voor een hele reeks nieuwe interpretaties.
Dezelfde diepgang van het kijken en het denken over het kijken past ze toe op een tweede schilderij, Orchideeën en kolobrie van Martin Johnson Heade, in dewelke ze nagenoeg de hele ontstaansgeschiedenis herkent vanuit het oogpunt van de natuurelementen zelf.
Dit ligt minder voor de hand dan het lijkt, en het vergt heel wat van de kijker om tot dit niveau van begrip te komen. Kijken is niet enkel zien, het is ontvankelijk zijn voor de verborgen signalen van de wereld buiten ons, en daarin kunnen zowel wetenschappers als kunstenaars ons helpen. Zonder dit begrip is het leven slechts een schrale beleving, stelt ze overtuigend, de ontvankelijkheid voor onze omgeving maakt ons leven juist bijzonder en waardevol.
Leave a Reply