Vier maand in het onderwijs. Ik wou het eens meemaken, als zij-instromer, zoals dat heet. Meteen achttien uur, waarvan veertien in twee beroepsklassen met een stevige reputatie, op een ‘moeilijke’ school, temidden van een min of meer verpauperde buurt aan de rand van Gent. Pubers die uit noodzaak of van moeten in de klas terechtkomen, zelden van willen. Ik wou het eens meemaken.
Op die vier maanden zijn er vijf tuchtprocedures gestart tegen enkele van mijn leerlingen, een ervan definitief geschorst wegens het meenemen van een knipmes in de klas. Een andere leerling bedreigde me verbaal me kapot te willen slaan. In de les is het de laatste weken een sport om met een waterpistool op elkaar te schieten. Er vallen regelmatig stoelen of banken omver. Aan echt lesgeven kom ik zelden toe.
Een van de klassen heb ik het niet meer onder controle. De andere klas kwam ik in het begin helemaal niet mee overweg. Ik werd zelfs fysiek misselijk bij de gedachte er de dag erop te moeten staan. Het is nu mijn lievelingsklas. Het zijn geen doetjes, lang niet, en het is vaak onmogelijk ze te motiveren om maar aan de meest eenvoudige taak te beginnen. Maar er is een vorm van wederzijds respect en vertrouwen. Het is al iets.
Het heeft me grondig veranderd, deze vier maanden. Mijn blik op de maatschappij is verruimd, samen met de kennis die ik heb van wat ik al dan niet kan. Is het nuttig, wat ik doe? Geen idee eigenlijk. De klassieke parabool van het zaadje etc.: het is een magere troost. Maar het is er een.
Belangrijker echter, en de reden waarom ik het wou uitproberen: ik heb geleerd mijn doelstellingen te definiëren niet in termen van wat ik zelf, voor mezelf wil bereiken, of voor een of andere commerciële organisatie, maar in functie van anderen, in dit geval: de leerlingen, elk van hen. Nu goed, het is geen romantische gedachte. De meeste weten niet wat ze willen, behoudens rijk worden en met een BMW rondrijden. Niettemin…
Neem H., een van mijn lievelingsleerlingen (jawel, die blijk ik tot mijn verrassing te hebben). Elke ervaren leraar op school is het erover eens dat hij feitelijk in ‘het bijzondere’ had moeten staan. Hij heeft een goed karakter, maar laat zich door anderen regelmatig overtuigen om domme dingen te doen. In de klas zit hij naast een jeugdvriend die al lang beslist heeft volgend jaar iets geheel anders te doen, en dus geen moer meer uitsteekt. H. kan zijn lichaam amper stilhouden. Zijn aandacht kan hij met grote moeite maximaal vijf minuten lang op iets richten. Er zit een systeem in hem: vijf minuten voor het einde van een les, waarin ik tegenwoordig niets anders meer doe dan taken geven met uitleg op papier, om de meest gemotiveerde leerlingen individueel te kunnen helpen, vraagt hij me ‘hé meneer, wat moet ik nu eigenlijk doen?’ Het is een running joke geworden.
Op de opendeurdag is H. twee uur voor tijd aanwezig. Hij slentert schuw en ongemakkelijk door de gangen. Hij vertelt me dat hij in de derde graad logistiek wil doen en daarom de lezing hierover wil volgen, maar hij durft niet goed want hij is ervan overtuigd dat hij dit jaar niet zal slagen. Hij zegt me een aantal keer dat hij naar huis gaat, voordat de lezing begint. Ik blijf bij hem, sleur hem naar binnen bij de start van de lezing en ga naast hem zitten. No escape.
Heeft hij hier iets aan? Waardeert hij zelfs maar de extra moeite die ik voor hem doe? Hij zegt me regelmatig dat ik zijn lievelingsleerkracht ben. Wellicht zegt hij dit aan elke leerkracht. Je kan in dit beroep best niet ijdel zijn, heb ik al begrepen. Het is ook niet zo dat ik alle moeilijke momenten gecompenseerd zie door het vooruithelpen van die ene enkeling. Dat stadium ben ik ook al voorbij.
Het maakt me ook niet cynisch. Dit is iets waar ik enorm voor vreesde. Het jaar na jaar voortslepen naar de eindmeet, het vervagen van normen en verwachtingen, het moedeloos worden van de vaak vruchteloze inspanningen. Ik heb het alleszins niet. De leraren rondom mij op deze school ook niet, zo te zien. Er moet iets van bezieling heersen, vermoedelijk. Het leren kijken voorbij het voordehand liggende, een accepteren dat in geen enkel opzicht op een verlies lijkt, of op een compromis. Een krankzinnige gedrevenheid om in het ongewisse een onbestaand doel te bereiken. Zoiets…
Vorige week gaf ik de directie te kennen dat ik graag verder lesgeef op deze school. Om het feit dat er nog zoveel te doen is. Omdat het af en toe, moet ik toegeven, ook gewoon leuk is. En om mensen als H., ongetwijfeld. De directie leek opgetogen bij het nieuws. Nu de leerlingen nog…
Leave a Reply