Ik ben al een tijdje geboeid door de psychologische impact van kunst en de therapeutische werking ervan, op zowel de kunstenaar als de kijker. De dynamiek heeft veel vertakkingen, van het losweken van bepaalde knelpunten en trauma’s tot het helpen (her)opbouwen van zijn eigen innerlijke verhaal -het ego. Net als voor zoveel zaken is er geen eenduidige uitleg, noch een enkele vaststaande handleiding om het begrip kunst in relatie te brengen met mentaal welzijn. Het verzamelen van alle stukjes leidt echter tot nuttige denkpistes en bruikbare inzichten.
Zo is het zeker in de zeldzame momenten waarop je een kunstenaar in gesprek ziet gaan met zijn therapeut. Naar aanleiding van de expo van de Britse kunstenaar Henry Hudson bij Unit in Londen liet hij zich interviewen door zijn therapeut, Nick Mercer. Voor alle duidelijkheid doen ze de jarenlange therapie niet helemaal over in het gesprek, niettemin zijn er bepaalde elementen die aangeven welke impact kunst heeft gehad op het leven van Henry, en omgekeerd.
Freud -meer en meer komt de hedendaagse psychologie tot de vaststelling dat een aantal van zijn intuïtieve inzichten uiteindelijk heel relevant blijken te zijn- gaf het al aan: de verklaring achter grote delen van de persoon die we uiteindelijk worden kan gevonden worden in de prille ervaringen in de kindertijd. De ouders van Henry Hudson waren de mening toegedaan dat kinderen zich nooit mogen vervelen. Ze moedigden hem dan ook aan om steeds bezig te zijn, om desnoods met de meest eenvoudige materialen iets te vervaardigen. Het is een praktijk die hem in zijn latere carrière als kunstenaar is blijven achtervolgen, zo blijkt.
Belangrijker is echter de breuklijn in het oeuvre van de kunstenaar, die tot stand kwam door inzichten bekomen uit het therapeutisch traject dat hij volgde. Zo kwam hij tot de vaststelling dat zijn werk tot het punt waarop hij de therapie begon, en dat voornamelijk bestond uit onontwarbare impressies van imaginaire jungles, een doorslag was van zijn eigen chaotische leven, waarmee hij feitelijk zijn dieperliggende angsten voor zichzelf en voor de anderen trachtte te verbergen. De therapie hielp hem niet enkel van drugs en alcohol af, maar ook om zich te ontdoen van het sociale masker dat hij droeg. Beide dienden om afstand te behouden tussen hem en de anderen. Door zich te ontdoen van de ‘artificiële paradijzen’ en het afleggen van het masker begon hij authentieker te communiceren met zijn omgeving. Het bracht hem tot een waarachtiger, eerlijker beeld van hemzelf.
De kentering vertaalde zich ook in zijn werk. Na de dystopische jungles waarin hij vaak de plasticine uit zijn jeugd verwerkte, begon hij aan een reeks uiterst serene landschappen geïnspireerd op de Theems, waarin zijn persoonlijke keerpunt ook fysiek vorm kreeg in de witte lijn die het landschap doorkruist. Het staat symbool voor het nieuwe paradigma waarmee hij in het leven en in zijn relatie tot de anderen staat.
Al is dit nieuwe paradigma niet ontdaan van moeilijkheden. Het kunstenaarschap is per definitie een bijzonder publieke activiteit, waarin de innerlijke wereld in aanraking komt met, of eerder te grabbel wordt gegooid aan de buitenwereld. Kritiek op deze oefening komt dubbel zo hard aan, en het is voor geen enkele kunstenaar -die vaak een heel specifieke gevoeligheid hebben hiervoor- makkelijk om hiermee om te gaan. De nieuwe manier waarop hij in het leven staat wapent hem echter meer en beter tegen de negatieve feedback waar sommige buitenstaanders zijn werk mee ontvangen…
Bijzonder veel nuttige inzichten in dit gesprek:
Leave a Reply