Tussen futloze leerlingen en een rigide systeem: hoe behoudt de leerkracht zijn motivatie?

De cijfers liegen er niet om. Ongeveer 30% van de nieuwkomers in het onderwijs houden het na een jaar of twee voor bekeken. Dit zijn cijfers van een jaar geleden. De laatste weken vullen mijn feeds zich met een toenemend aantal privéberichten van leraren die ermee stoppen – al kan dit ook liggen aan de ‘confirmation bias’ waar deze kanalen inherent op drijven. Niettemin is de inhoud van deze berichten ontluisterend. Aanhoudende teleurstellingen, zware werkdruk, continue stress, een scheve verhouding tussen de energie die je erin stopt en de impact die je uiteindelijk, alle idealistische motivatie ten spijt, genereert.

De meesten stellen zich voorzichtig op en vinden een diepere oorzaak in een wisselwerking van verschillende factoren. Het systeem, de maatschappij, de nieuwe technologieën of desnoods de ouders krijgen elk een deeltje van de schuld toebedeeld. Slechts weinigen durven het aan om de jongeren zelf te noemen. De oorzaak van het laaiend gevoel van onbehagen ligt weliswaar bij de leerlingen, maar ze hebben er daarom niet noodzakelijk schuld aan. Met deze nuance is het op eieren lopen is, besef ik wel.  Vandaar het zwijgen.

Leerlingen zijn van oudsher lastig, onwillig, lui, op bepaalde leeftijd van nature opstandig. Daarin is weinig veranderd. Nieuw is dat ze volstrekte chaos gezellig lijken vinden, respect overbodig en studeren onnodig. Onderhuids schuilt er echter een verandering die lastiger te duiden is, en die het daarom moeilijk maakt om er gepast op te reageren.

Mark Fisher had ongetwijfeld gelijk wanneer hij stelde dat de jeugd te lijden heeft aan een specifieke vorm van anhedonisme. In zijn boek Kapitalistisch Realisme omschreef hij het mooi: “een gevoel dat ‘iets ontbreekt’ -maar er is geen besef dat dit mysterieuze, ontbrekende genot alleen toegankelijk is buiten het plezierprincipe.” Het gevoel van leegte en wezenloosheid zal elke puber wel gekend hebben, maar in een maatschappij die hen steeds minder te bieden lijkt te hebben krijgt dit sluimerende besef -of eerder het gebrek aan besef maar het des te heviger aanvoelen ervan- de wrange smaak van een onbestemd verlangen.

Het is nochtans niet allemaal kommer en kwel. Mocht Simon Sinek gelijk hebben wanneer hij stelt dat de nieuwe generatie “gedijt bij samenwerking en verbinding”, en “waarde hecht aan open communicatie en regelmatige feedback”, kan je je afvragen of de anhedonie van Fisher niet eerder te wijten is aan een onaangepast systeem dan aan een inherente onwil van de jeugd. Sinek raadt ondernemingen aan om “prioriteit te geven aan transparantie en constructieve gesprekken” en het ‘cultiveren van een cultuur van vertrouwen en empowerment, waardoor sterkere relaties binnen de organisatie worden bevorderd.”

Mocht dit zo zijn dan lijkt me het huidige onderwijs als systeem behoorlijk onaangepast om aan deze behoefte te voldoen, al helemaal wanneer blijkt dat ondernemingen zich wel aan deze nieuwe realiteit aanpassen. Het zou op zich niet eens zo gek veel vergen om het onderwijssysteem in die zin aan te passen.

Vermoedelijk ligt daar een deel van het ongemak bij -en de resulterende resignatie van- talrijke leerkrachten. Een systeem -en een cultuur- dat onaangepast lijkt om doelen te bereiken die op zich niet zo ondubbelzinnig meer als belangrijk en fundamenteel kunnen worden gezien. Het is geen vaststelling die overal en op iedereen van toepassing is, weet ik wel, al verdient het voor deze domeinen waarin ze wel geldt een wat zorgvuldiger herdenken van het onderwijssysteem wil men de leerlingen nog werkelijk vormen.

Ik zal het maar toegeven, ook ik val om bovenstaande redenen regelmatig ten prooi aan de existentiële twijfels van het lerarenbestaan, al zorgen de sporadische successen er vooralsnog voor dat ik over de moeilijke periodes heen kan kijken naar een verre maar klaardere horizon.

Na enkel lessen over pers en media, waar ik mijn leerlingen tot vervelens toe artikels, recensies en opiniestukken heb laten schrijven, komt een leerling naar me toe en zegt vastberaden: “meneer, ik wil journalist worden,” weliswaar na me eerst de vraag te stellen of dit beroep goed verdiende. Het zijn kleine succesjes, maar ik vind ze zo ontzettend stimulerend…


Comments

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *