Ik kon me eerlijk gezegd weinig inbeelden bij het begrip ‘beroepsonderwijs’.
Een klas binnentreden waarin twee leerlingen elkaar bij wijze van spel op de lessenaar wurgen, drie anderen die achter elkaar hollen met een waterpistool in de hand, in dezelfde beweging een aantal stoelen en banken omverlopend, twee meisjes die selfies maken voor het raam om een ander te verbergen die staat te vapen achter de gordijnen, en de rest die op hun gsm door hun tiktokfeed zitten te scrollen, veelal op zoek naar uit de hand gelopen ruzies of pesterijen op deze of andere scholen, zo ze al niet trainingskampen van de Mujahedeens vol bewondering volgen.
Het is geen tafereel uit een slechte film van een eerstejaarsstudent filmregie. Het is hoe ik gemiddeld de klas aantrof wanneer ik na het samenrapen van de laatste beetjes energie om een schijn van ongeveinsd enthousiasme te laten doorschemeren de ruimte betrad. Eer je iedereen tot enige kalmte hebt aangemaand of gedwongen is voor een onervaren leerkracht als mezelf het lesuur nagenoeg voorbij en staat het hoofd van de leerlingen al op de nakende pauze.
Het is een realiteit. Niet van elke dag, laten we wel wezen. Maar daar ligt het vervelende: voordat je de klas betreedt weet je niet in welke gedaante je de klas zal treffen. Er zit geen systeem in, geen logica, tenminste niet een die vatbaar is voor een beginnende leraar.
Wellicht deed ik alles verkeerd ook. Schreeuwen en dreigen zou niet geholpen hebben weet ik, maar de onwrikbare kalmte en geduld die ik hanteerde evenmin. Er zitten heel veel mogelijkheden tussen deze extremen, waar ik om een of andere reden geen gebruik van maakte. Het lukt de meeste andere leerkrachten overigens min of meer wel bij diezelfde groep.
Soit, dat is voer voor wat introspectie tijdens de zomermaanden. Ik wou het eigenlijk hebben over de leerlingen. Ik heb het geluk gehad dat ik voor mijn eerste ervaring klassen uit zowel het beroeps als het ASO had, beide in de tweede graad, het biedt me de kans om me een kleine vergelijking te permitteren.
Ze zijn, zoals je zou kunnen verwachten, behoorlijk anders. De clichés gelden hier als bron van waarheid, vrees ik. De ‘doorstromers’ zijn inderdaad wat slimmer, iets aandachtiger, intrinsiek gemotiveerder, competitiever ook, zonder noodzakelijk van strevers te kunnen spreken. Er wordt wel eens flink gelachen en gebloosd wanneer iemand impulsief het f-woord uitspreekt of wat mindere punten haalt op een toets. Ze zijn makkelijker, op vele vlakken, maar vreemd genoeg ietwat saaier ook. Ze bewandelen, weliswaar soms moeizaam en hinkend, een uitgestippeld pad naar een nog ongekende maar onafwendbare bestemming, zo lijkt het wel.
In vergelijking hiermee zijn de leerlingen in het beroeps, elk van hen, wereldjes op zich. Achter hun lethargisch verlopende leven -velen zitten gewoon tot twee uur ’s nachts op Tiktok in plaats van met vrienden de straten onveilig te maken, vandaar hun moeizame start elke dag- schuilen de talrijke kleine en grote drama’s des levens, als bron van verholen, complexe emoties waar ze geen blijf mee weten, of geen andere blijf dan de klas op stelten zetten wanneer ze ontwaken, of elders kattekwaad te gaan verrichten wanneer het op school niet is gelukt. Het zijn expressievormen die mij nog ongekend waren. Ik vind ze fascinerend, ook al leidt het tot gedrag dat het bloed van onder mijn nagels trekt.
Veel van mijn ervaren collega’s vertellen me dat de leerlingen in beroeps minder geniepig en hypocriet zijn. What you see is what you get. De werkelijkheid is zoals zo vaak veel subtieler. Een leerling kan in mijn klas de grootste lastpost zijn en me na school heel vriendelijk en beleefd begroeten op straat, alsof er niets aan de hand was. Het is geen hypocrisie, geef ik toe, maar het geeft ook geen blijk van enige consistentie. Het is misschien wat hen het meest typeert: ze leven niet van dag op dag, niet eens van uur tot uur, maar van moment op moment. Omstandigheden hebben hen zichtbaar beroofd van enig langetermijndenken, niet enkel omdat de lange termijn een abstract begrip is -dat is het voor iedereen- maar vooral omdat ze er zich niets bij kunnen voorstellen, anders dan voortkabbelen en blijven dromen dat ze door niets te doen snel rijk zullen worden.
Wie zal het hen overigens kwalijk nemen? Wie de lezingen van Sir Ken Robinson of Simon Sinek wat volgt, kan niet anders dan beamen dat onze educatieve mallemolen er voor deze doelgroep op gestoeld is om aan het eind van de band kant-en-klare producten af te leveren voor schaarse arbeidsplaatsen die binnen een nog voorzienbare tijd niet eens meer zullen bestaan. De hele filosofie achter het onderwijsmodel dateert vrijwel letterlijk van het vroegindustriële tijdperk, inclusief rijen, bel en afgemeten tijdseenheden. De wereld is intussen geëvolueerd, maar we hebben geen oplossing gevonden om deze groep jongeren hierop voor te bereiden. Ik ben lang niet de eerste die dit zegt.
Hun gedrag ben ik gaandeweg gaan interpreteren als een vorm van onbewust en onbedoeld protest. Tegen wat weten ze niet precies. Het is een strijd tegen schimmen, tegen de onduidelijke contouren van hun toekomstig bestaan, tegen de onzichtbare raderen die hun huidig bestaan in een gedetermineerde omgeving tracht te dwingen. Rebels without a cause, het is van alle tijden. In dit licht vallen de uitingsvormen van dit protest al bij al nog binnen de acceptabele normen.
Het was vroeger niet eens zoveel anders. Daarom is bovenstaande misschien slechts een projectie van hoe ik op diezelfde leeftijd zelf was. Heb ik sinds een aantal Rubicons overgestoken om uiteindelijk mezelf te vinden in de vorm van weerbarstige pubers aan wie ik letterlijk de les moet spellen? Het zou mijn eindeloos geduld verklaren; misschien vraag ik via hen clementie om wie ik ooit ben geweest. Het idee is niet eens zo absurd. Het zou ook verklaren waarom ze me niet loslaten, waarom ik elk van hen herbeleef, tot diep in de tweede week van de Grote Vakantie…
Leave a Reply