In mijn vorig artikel startte ik mijn onderzoek naar de impact van de nieuwe generatie AI-systemen als ChatGPT op het onderwijs. Noem het confirmation biais, sindsdien vult mijn newsfeed zich gedwee met informatie over het onderwerp. Daaruit blijkt alleszins dat velen binnen mijn eigen netwerk nog binnen het gekende paradigma redeneren terwijl, als ik naar mensen als Mo Gawdat (ex-Google medewerker die mee aan de wieg stond van de ontwikkeling) of filosoof David Chalmers (onder meer bekend om zijn duiding van het ‘harde probleem’ bij het onderzoek naar zelfbewustzijn) luister, we ons met de huidige generatie AI in een volledig nieuw paradigma begeven.
De kern van de zaak is dat we ons heel plots, en voor het eerst in ons menselijke bestaan, naast een vorm van intelligentie bevinden dat ons cognitieve vermogen ver zal overstijgen, zo het dit al niet doet. Het is ongekend territorium, zelfs de ingenieurs die mee aan de systemen werken weten niet meer wat het precies doet, laat staan welke van de mogelijke toekomstscenario’s werkelijkheid zal worden.
Natuurlijk, AI systemen als ChatGPT zijn niet feilloos. Op het moment dat ik aan dit artikel werk passeert een filmpje waarop een man in de straten van Berlijn wandelt met een bakje vol Iphones waarop de locatie-detector van Google open staat. Op Google Maps zie je instant een zware file in de straten, waar nochtans geen kat -of auto- te bespeuren valt. Je kan het systeem makkelijk beetnemen, dat is duidelijk. Net als de mens valt het ten prooi aan cognitive biases allerhande, en gaat het af en toe gaan ‘hallucineren’. Deze feilbaarheid wijst misschien juist op de diepmenselijke eigenschappen die AI-systemen langzamerhand verwerven. Ik betrap er mijzelf overigens al op dat ik in een opwelling van antropomorfisme ChatGPT heel vriendelijk bedank wanneer het mij heeft geholpen. Misschien ligt het aan mij weliswaar. Alhoewel. Experten nemen het al voor mogelijk dat de eerste verliefdheid van hun kinderen een AI-toepassing als subject zal hebben.
In de (heel korte) voorzienbare toekomst blijven AI-toepassingen gebaseerd op rationele systemen. Maar juist in deze specifieke vorm van intelligentie overstijgt het heel snel de menselijke mogelijkheden. De fundamentele vraag, die ik in mijn netwerk nog niet hoor stellen, is in welke mate het nog wenselijk is voor de mens om in te zetten op het verwerven en ontplooien van rationele kennis. Ik hoor talrijke lezers en collega’s in het onderwijs al huiveren bij de gedachte, en misschien laat ik mij leiden door mijn opleiding als economist, maar gezien ons competitief voordeel als mens, vergeleken met AI-systemen, flink dreigt te slinken wanneer we enkel inzetten op rationele vaardigheden, kunnen we niet beter inzetten op het meer en beter ontwikkelen van andere vormen van intelligentie?
Toevallig las ik onlangs het pleidooi van Martha Nussbaum, Niet voor de winst, waarin ze al aangaf dat het aanleren van zogenaamde soft skills in het onderwijs de enige garantie vormen voor het voortbestaan van onze democratische -en in westerse ogen humane- waarden. Haar argumenten, hoewel ze in de studie van tien jaar geleden nog wat zwakjes ogen, krijgen in het licht van de nieuwe evolutie plots een hernieuwde betekenis. En urgentie.
Er ontpoppen zich heel wat toekomstscenario’s, van de meest utopische tot de meest sombere, en alles ertussenin, maar in geen enkele ervan deze speelt menselijke kennis en cognitie nog dezelfde rol die het de laatste millennia heeft gespeeld. In het beste geval zullen we kunnen leunen op deze intelligentie om problemen op te lossen die ons menselijk vermogen te boven gaat (jawel, ook het klimaatprobleem), in het slechtste geval zullen AI-systemen het voor de meeste beslissingen van de comparatief steeds dommer wordende mens overnemen. Ertussenin? Een beetje van beide, maar ook in deze gevallen zal onze bijdrage slechts miniem zijn.
Zelfs in het -niet zo waarschijnlijke- geval dat we vat krijgen op wat AI-systemen precies doen en ze in een gewenste richting kunnen sturen, is het twijfelachtig dat we ooit zullen overeenkomen welke de richting precies zou moeten zijn. En vooral: wie de richting precies zal bepalen. De opkomst van AI stelt ons, als aard, in die zin voor onmogelijke vraagstukken. De ethische aspecten zijn er slechts een van, al is het wel de meest dringende.
Dit zijn niet noodzakelijk doemscenario’s, voor alle duidelijkheid. Ze geven wel aan, hoe gek dit ook moge klinken, dat we onze rol, onze identiteit van mens best kunnen herzien. We kunnen binnenkort geen aanspraak meer maken op de titel van meest intelligente vorm van leven hier op aarde (al valt te betwijfelen of deze claim gerechtvaardigd is), laten we dan tenminste de beste zijn in empathisch vermogen, in intuïtief denken, in omgaan met irrationele concepten (onder meer via kunst), in het formuleren van gebalanceerde meningen, in het verkennen van ongekende gebieden -ook mentale, in het voeden van onze onstilbare honger naar verbazing, of in het uitbouwen van menselijke netwerken, naast digitale. Dit alles in samenwerking met AI, niet als slaaf ervan -daarvoor is vooral autonoom denken nodig. En laten we dringend de vitale rol van het onderwijs in het licht van deze evolutie herbekijken…
(ps: de eindredactie van dit artikel werd verzorgd door ChatGPT3.5)
Leave a Reply