De hype lijkt voorbij. Het aantrekken en integreren van zij-instromers is zo langzamerhand een geoliede machine geworden, in wat op de hype cycle van Gartner de ‘scope of enlightenment’ wordt genoemd. Een periode na de desillusie die, volgens Gartner, automatisch volgt op de periode van opgeblazen verwachtingen.
Voor een keer stond ik midden in de hype. Als zij-instromer in het onderwijs, zonder lerarendiploma, kwam ik een kijkje nemen of het onderwijs wel iets voor mij zou zijn. Uit nieuwsgierigheid, maar evengoed uit een vorm van maatschappelijk bewustzijn, de drang een deeltje te kunnen vormen van een oplossing voor een maatschappelijk probleem: het nijpende lerarentekort.
We zijn met velen die hetzelfde dachten. Sommigen onder ons vertoefden in de veronderstelling dat na decennia van druk professioneel bestaan het onderwijs wat ademruimte en rust zou bieden, een leven op een natuurlijker tempo. Ik ging hier niet van uit, er zijn genoeg leerkrachten in mijn kenniskring om als gewaarschuwd man aan de opdracht te beginnen. De werkdruk komt werkelijk van alle kanten, wist ik al, al heb ook ik de werkelijke omvang ervan onderschat.
Ik blijf dit beroep begeesterend vinden. De ups en downs en de werkdruk neem ik maar al te graag als pasmunt voor de kleine succesjes die je met enkele leerlingen bekomt; de vage indruk een deeltje van hun toekomstpad mee te hebben geplaveid. Maar ook de relatieve vrijheid en autonomie, de creativiteit die je voor de dag moet leggen om het latente gebrek aan motivatie bij een groot deel van de doelgroep op te vangen, naast de onmiskenbare opluchting je persoonlijkheid te mogen behouden zonder het onder een muffe laag conformisme te moeten hullen. Het vak heeft onmiskenbare charmes.
We zijn met velen de jongste jaren, aangetrokken door bovenstaande charmes, zo niet door allerhande overheidsstimuli. Het is dan ook een komen en gaan. Velen merken na een week of twee, soms wat langer, dat het beloofde land elders ligt. Dit heeft een impact, op het vaste korps, dat de lessenrooster meerdere keren aangepast ziet worden aan de wensen of eisen van de nieuwkomers, maar ook op de leerlingen, die intussen goed weten hoe ze de roosters maximaal kunnen vullen met dispensaties, onder meer door nieuwe leerkrachten het vuur aan de schenen te leggen.
Ik snap de wrevel en argwaan bij sommige collega’s wel. Zij investeerden van meet af aan in hun keuze. Wanneer anderen langs, boven of onder de geijkte paden glijden om zich in het beroep te nestelen, degraderen ze in zekere mate de waarde van hun investering. Nog los van alle extra tijd die de integratie van nieuwe collega’s opeist, is het de schijnbare onachtzaamheid waarmee de regering de instroom van mensen met beroepservaring als heilige graal voorschotelt, die aan de moraal knaagt. In die zin maken mensen als ik deel uit van een nieuw probleem, eerder dan van een oplossing.
Misschien is het met zij-instromers als met toeristen in exotische oorden. In mondjesmaat helpen ze de lokale economie vooruit, en worden ze met open armen ontvangen door de vaste bewoners. Maar wanneer ze massaal toestromen om eventjes het zicht te bewonderen of de benen te strekken, dan gaat de lokale bevolking al snel op de tenen staan. Begrijpelijk.
Ook ik kwam even een kijkje nemen, al ben iemand die liever met de rugzak en lokaal transport reist en ongepland blijf hangen op plekken die ik interessant vind. Zo blijf ik ook in het onderwijs plakken. Weliswaar nog steeds als toerist.
Bij wijze van inburgering erger ik me nu ook aan de stroom zij-instromers die even een kijkje komen nemen. Niet om hen, noch om de extra werkdruk die dit teweegbrengt. Wel om de leerlingen, die met de draaimolen aan tijdelijke lesgevers de schoolplicht amper nog als een serieuze onderneming kunnen aanschouwen.
Zij-instromers zijn ongetwijfeld een oplossing. Is er een ander? De vraag stelt zich echter of we ze er niet te makkelijk van laten uitgaan dat de job ook hen een oplossing biedt. Worden ze wel voldoende voorbereid op de realiteit?
De lerarenopleiding biedt weliswaar een inkijk in het ‘echte leven’, en er bestaan meer dan voldoende initiatieven die het contact tussen de werkwereld en de schoolomgeving stimuleren, waaruit eventueel nieuwe roepingen kunnen ontstaan. Maar deze ideeën bevinden zich in de fase net voor en na de beslissing om leraar te worden. Zonder de zaken nog moeilijker te willen maken dan ze al zijn, er blijft wat mij betreft een leemte over: de cruciale fase van de beslissing zelf. Elke beslissing draagt een onzekerheid met zich mee, natuurlijk. Ook een carrièreswitch naar het leraarschap. Niettemin zou veel wrevel en mogelijks nefaste gevolgen vermeden worden door deze beslissing te begeleiden in plaats van het te nudgen, waar de meeste initiatieven van de laatste jaren feitelijk op neerkomen.
Er bestaat een hemelsbreed verschil tussen haalbaarheid en wenselijkheid, weet ik wel, al neigen beide soms op onvermoede wijze naar elkaar. Je zou bijvoorbeeld een ‘pool’ van onderwijsreservisten kunnen aanleggen die in geval van acute nood kunnen opgeroepen worden, net als dokters in rampgebieden of soldaten in tijden van oorlog -mijn excuses voor de vergelijking, maar zo gek is ze niet. Of schenk elkeen met ook maar een schijn van interesse in de overstap het boek ‘Scènes uit het schoolleven’ van Filip Rogiers, het werkt ontnuchterend. Of nog: stel een leraar die in een burnout heeft gehad aan om met mensen te spreken die na een burnout in de privé menen dat het onderwijs hen wat rust en stabiliteit zal brengen -zo zijn er wat. Zo’n initiatieven zouden zeker en vast een aantal ambities in de kiem smoren, maar deze die overblijven zijn vermoedelijk diegenen die op langere termijn een verschil kunnen maken.
Versta me niet verkeerd, leraar zijn blijft een van de mooiste beroepen ter wereld. Het is gewoon geen ideale bestemming voor massatoerisme…
Leave a Reply